Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

11/12/1920

zaterdag 11 december 1920

Om elf uur belde Ruijs me al op. Hij was ’t met de koningin eens geworden, zij had zijn voorstel aanvaard. Hij vroeg me erover te komen praten, daar hij ’t niet per telefoon kon meedeelen. Ik beloofde maandag kwart voor tien bij hem te komen.

Even half twaalf kwam De Vos van Steenwijk. ’t Was precies zooals ik gedacht had. De koningin had hem onmiddellijk na Ruijs laten komen om hem op te dragen aan mij mede te deelen, wat ’t resultaat was geweest.

’t Kwam hierop neer: Ruijs stemde in met de oprichting van een comité dat onder Arbeid zou ressorteeren, hij vond ’t zelfs uitstekend dat ik als voorzitter zou optreden (dat heeft zij hem dus  ook aan ’t verstand gebracht! Ik had er opzettelijk niet over gesproken), maar hij had één voorwaarde gesteld: wat de afdeeling Armenzorg tot heden deed, zou zij blijven doen. De koningin had die voorwaarde geaccepteerd, echter met deze uitdrukkelijke tegenvoorwaarde: dat zoodra bleek dat die afdeeling niet loyaal met het comité zou samenwerken, dan zou ’t uit zijn en kwam alles bij ’t comité.

Tot driemaal toe had H.M. dit alles aan De Vos van Steenwijk meegedeeld, opdat hij ’t toch vooral nauwkeurig aan mij zou mededeelen. Tenslotte had zij hem gevraagd:

‘En vindt u nu, dat ik ’t gewonnen heb?’

‘Ja, majesteit.’

‘Dat vind ik ook!’ zei ze toen!

’t Geheel is toch wel typisch. Daar heeft ze nu een jaar over gepiekerd en tenslotte zet zij tòch haar zin door. Ik hoop nu maar dat ik ’t ook naar haar zin doe. Maandag begin ik. Het comité moet nog vóór 31 december geconstitueerd worden, dan kan ik de post van f 100.000,– op mijn begrooting nog ter beschikking van ’t comité stellen. ’n Mooi begin!

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)