vorige (29-1-1924) | | volgende (7-4-1924) | kalender |
dagboekcahier 9 12/02/1924 dinsdag 12 februari 1924 Op 10 januari ging ik naar Deventer en kwam verheugd terug, omdat Schoemaker toezegde de zaak van Het Centrum in orde te zullen maken. Helaas: we zijn nu ’n maand verder en … ’t is nog niet in orde. Gisterenmorgen belde mr. Van Tetrode, een der directeuren van de Nederlandsche Bank me op: ze hadden nu lang genoeg gewacht, ze gingen nu door! Dat wil zeggen ’t faillissement van Het Centrum zou worden aangevraagd! Behalve de schande – als president-commissaris zou ik geen minister kunnen blijven en dus onmiddellijk mijn ontslag moeten nemen – beteekent dit voor mij: totale finantieele ondergang. ’t Eenige wat ik bezit zijn mijn halve ton aandeelen in Futura. Zij strekten tot onderpand van mijn rekening-courant. Valt Het Centrum, dan valt ook Futura. Ik ben erger dan straatarm! Ik drong aan op uitstel. Nu tot donderdag! Ik belde Schoemaker op: hij had nog geen definitief antwoord: hij zou ’t ’s avonds krijgen. ’s Avonds weer opgebeld: neen, hij die erover dacht om een ton obligaties te nemen, was naar zijn broer in Amsterdam om zijn oordeel te vragen; en kwam pas later thuis. Hij zou er naar toe gaan. Na een slapelooze nacht, vanmorgen weer opgebeld: nog geen resultaat: die broer wilde nog ’t advies van mr. Everard vragen! Dus … over ’n paar dagen! Heringa, de chef van de afdeeling Handel en Nijverheid, ging vanmorgen voor mij naar Amsterdam: hij trof Vissering niet, maar sprak met mr. van Tetrode. Hij telefoneerde me vanmiddag: hij wacht wel, morgen kom ik ’t u uitvoeriger vertellen! Onderwijl zit ik zelf vast: vandaag begonnen de algemeene beschouwingen over de staatsbegrooting en ik moest dus de geheele week, en de volgende, in de Tweede Kamer zijn. En morgenochtend om tien uren conferentie bij de koningin! Ik besprak daarom vanmiddag de zaak met Fleskens. Die was onmiddellijk bereid te helpen. Hij zou Van Thiel uit Helmond vragen om de promessen van 20 mille van de Nederlandsche Bank te koopen. Hij zou ook naar de curatoren van de Hanzebanken gaan om met hen te overleggen. Moge althans dit gelukken! ’t Is ’n ellendige zaak! Ware ik maar vrij man, ik had haar allang uit de wereld! De vorige week kwam de Finsche gezant me ’t grootkruis van de Orde van de Witte Roos van Finland brengen, ter eere van ’t gesloten handelstraktaat! Mijn eerste grootkruis! Maar dat Centrumkruis is veel zwaarder! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |