Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 12

13/08/1946

dinsdag 13 augustus 1946

Een drukke week achter den rug!Vooreerst de voortzetting van onze verhuizing. Thans zijn ook mijn boeken en mijn archief, die sinds onze evacuatie in december 1942 in het gebouw van den Mijnraad opgeborgen waren, hier teruggekomen, dankzij de goede hulp van den adjunct-secretaris Peeters. Het viel me mee, dat ik nu mijn geheele archief hier heb kunnen opbergen. Zal ik er nu toch toe kunnen komen om met behulp daarvan mijn ‘levensherinneringen’ te boek te stellen? Toen ik onlangs bij het eeuwfeest van de St. Vincentiusvereeniging kardinaal de Jong – van huis uit historicus – ontmoette, sprak deze me erover aan: ‘Ik heb met vreugde uw plan vernomen om nu memoires te gaan schrijven.’ Ik zei hem, dat ik dit inderdaad van plan was geweest, maar dat de sterke achteruitgang van mijn oogen mij deed vreezen, dat ik dat plan zou moeten opgeven. ‘Maar dat moet u niet doen; het is een veel te groot belang, dat gij dit alles zelf nog opstelt; uw archief is anders voor den lateren historicus een dood materiaal; gij alleen zijt in staat daar leven in te blazen. Gij moet naar hulp zoeken; men kan voor u lezen en schrijven, gij kunt dicteeren. Dus zelfs als uw oogen nog zwakker worden, zult gij op die wijze toch deze arbeid wel kunnen voltooien.’ Ik beloofde hem mijn best te zullen doen. Maar waar geschikte medewerkers te vinden? En hoe ze te betalen? 

            Met mijn finantiën verkeer ik in een moeilijke positie. Door mijn aftreden uit den Raad van State is mijn inkomen met de helft verminderd. Van ± 20 mille ben ik nu gedaald op ± tien mille. Daarvan moet af f 6300,– voor ’t pension Eykenburg; f 2400,– voor premies levensverzekering. Ik houd dus niet eens genoeg over om de belastingen, die steeds zwaarder worden, te betalen. Ik kan nog ± f 1000, – verdienen met ’t schrijven van artikelen, maar verder kom ik niet meer. Ik zal geleidelijk op mijn kleine vermogen moeten inteeren. Daarbij komen thans de herstelkosten van ons huis in de Johan van Oldenbarneveltlaan 82, een kleine f 3000,–, de kosten voor ’t aanleggen van centrale verwarming daarin f 5800,– en dan de verhuiskosten en de kosten voor ’t trouwen van onze dochter Lies en de installatie van haar woning. Dat zijn leelijke happen! Ik heb dit kunnen financieren door aan Rie en Wim vier stukken staatsleening te verkoopen à f 1010,– per stuk. Maar dan verder? Zoo zijn finantieele zorgen mijn leven lang mijn deel geweest en zullen ze ’t tot het einde wel blijven!

            Voorts heb ik ’t druk met de interne moeilijkheden over de statistiek. Met minister Huysmans had ik een aangenaam onderhoud over de questie Idenburg en Smit; vrijdagmiddag een vergadering bij hem met verschillende deskundigen over de aanstaande volks-, beroeps- , bedrijfs- en woningtellingen. Ik bewonderde de wijze waarop minister Huysmans deze moeilijke vergadering leidde. Ik had hem  vooraf een uitvoerige nota gezonden ter bestrijding van de booze uitstelplannen van zijn departement. Helaas had hij deze te laat ontvangen en dus nog niet kunnen lezen. Toch bleek wel, dat hij ’t geheel met mij eens was. Deze week nu nog een bespreking met hem, waarbij ook de vice-presidenten Schouten en Oud aanwezig zullen zijn om de questie Idenburg en Smit te bespreken en tot een oplossing te brengen. Hij belde me hierover vrijdagavond nog op en ’t bleek, dat wij ’t daarover beiden volkomen eens waren.

            Gisteren nog weer een vergadering van de subcommissie wetgeving van de Centrale Commissie voor de Drinkwatervoorziening. Het wetsontwerp kregen we eindelijk gereed. Het zal nu in november in de Centrale Commissie moeten behandeld en vastgesteld worden. Met dat al waren ’t een drukke acht dagen.

            Ook door veel bezoek. Zoo kwamen Rie en Wim uit Zevenaar, An uit Breda en gisteren kwam ook Piet van zijn vacantie terug. Ze waren allen enthousiast over onze nieuwe behuizing. An en Piet bleven bij ons eten.

            Nu, ook ons bevalt ’t hier uitstekend. De nonnetjes zijn bijzonder aardig voor ons; het eten is werkelijk voortreffelijk, onze drie kamers zijn groot en vol licht (we wonen op ’t zuiden) en de kapel is drie deuren van ons vandaan. We komen nu trouw elken morgen om acht uur in de H. Mis.

uit: Dagboek XII (7 augustus 1946- [26 november 1947])