Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

13/12/1893

woensdag 13 december 1893

Veel valt er niet op te teekenen. ’t Voornaamste is: mijn jongste frater is thuis, zwaar verkouden, ze hadden op Hageveld gezegd: ga maar naar huis, dan ben je beter dan hier! Eilacie! nu zit hij den heelen dag op mijn kamer, uitstekend! maar ... hoesten, meneer! hoesten! van wat ben je me. Hij is nu van vrijdag af al thuis, maar ’t is nog niet veel beter. Als hij nu tenminste ’s avonds maar niet zoo’n lawaai maakte! Sinds hij thuis is, heb ik geen enkele nacht voor drieën geslapen. ’k Hoop, dat hij maar gauw beter zal zijn, vooral voor hem zelf, want hij heeft ’t soms verbazend benauwd, met ’t hoesten. Arme kerel!

            ’n Raar geval heb ik met Phons. Met Sinterklaas sturen we elkaar altijd, al sinds jaren, een cadeautje. ’k Heb hem nu Ellen van Van Eeden gezonden. Van hem heb ik echter niets ontvangen. Heeft hij niets gestuurd? ’t dus maar afgeschaft? òf heeft hij wèl wat gestuurd, maar is ’t niet terecht gekomen?? Ik kan ’t hem moeilijk vragen! Maar, is nu ’t laatste waar, dan zal hij ’t niet erg aardig vinden, dat ik hem in ’t geheel niet bedank. Hijzelf [p. 507] heeft me terstond ’n heel aardige briefkaart gezonden om me te bedanken: me dunkt, dat zou hij toch niet gedaan hebben, als hijzelf niets gestuurd had, althans hij zou er niet een extra briefkaartje voor geschreven hebben. Wat te doen?

            Lize heb ik in den laatsten tijd maar weinig gezien: vrijdag laatstleden was ik naar de hoogmis gegaan, eigenlijk, omdat ik dacht, dat zij om half acht te communie was geweest en dus weer om half elf zou komen. Doch ze was er niet, wel haar oudste zus. Zou zij juist om negen uur gegaan zijn? Zaterdag was ze, als naar gewoonte, niet om tien uur in de kerk. Zondag ook niet om negen uur: wel haar broer. Zondagavond ben ik niet naar ’t lof kunnen gaan, daar Jo dan alleen thuis zou blijven. Zou zij er geweest zijn? Maandagmorgen was ze geloof ik niet in de kerk van half tien. ’k Zag wel ’n blauwe mantel in de achtste rij, maar was zij ’t??? Gisterenmorgen moest ik om negen uur naar ’t college: ’k kwam juist haar broer tegen. Vanmorgen moest ik ook om negen uur, doch ’k heb maar gespijbeld en ... toen ik met moe naar de kerk ging, liep Lize vlak voor ons uit. ’k Heb vlak bij haar gezeten. Lize!! ... [p. 508]

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)