vorige (13-5-1940) | | volgende (15-5-1940) | kalender |
dagboekcahier 10 14/05/1940 dinsdag 14 mei 1940 Goddank, vanmorgen een brief van An in Breda, geschreven vrijdagochtend 10 mei. Ze meldt, dat Liesje, ons oudste kleinkind, reeds woensdagmorgen uit Venray thuis gekomen was. Dat is dus één zorg minder. Op onze briefkaarten nog niets gehoord. Hoe zal het thans in Breda zijn? Er was gisteren een bericht, dat er Fransche gemotoriseerde troepen waren aangekomen. De Duitschers zijn er echter al noordelijker voorbijgetrokken: ze waren gisteren in de Langstraat. Maar vanmorgen was het bericht, dat ze reeds den Moerdijk waren overgetrokken. Blijkbaar had men de twee bruggen nog niet opgeblazen. Het noorden (oosten) hebben zij in handen. Ik vrees, dat Deventer dus ook al wel bezet is. Van Zevenaar vermoedde ik dit reeds vrijdagmiddag. Arme Joke en Rie, hoe zullen ze ’t toch wel maken? Hoorden we maar eens iets. Vannacht een rustige nacht. Maar ik heb maar tot drie uur geslapen. Na vier uur was er blijkens ’t zwaar kanongebulder een zeeslag voor onze kust. Maar daarna bleef ’t rustig in de lucht. Ik denk, dat de Duitschers al hun krachten inspannen om Rotterdam te bereiken. Maar dan zitten ze tusschen in ’t zuiden de Belgische, Fransche en Nederlandsche legers en ten noorden de Nederlandsche soldaten. Ons leger heeft zich uit het oosten nu geheel in de stelling-Holland teruggetrokken. De inundaties zijn geschied. Waren er geen vliegtuigen, dan zouden de Duitschers daarvoor wel een tijdlang opgehouden worden. Vanmorgen een goede proclamatie van den opperbevelhebber. Hij maakte duidelijk waarom koningin en ministers vertrokken waren: vooral om het contact met de overzeesche gebieden niet te verliezen. Maar op de bevolking heeft dit vertrek, naar ik verwacht had, geen goeden indruk gemaakt. De Duitsche radio had ook al gezegd: de regeering laat het volk in den steek. Ik ben blij, dat ik gisteren gedaan kreeg, dat de Raad van State niet vertrok. Het lijkt me ook juister, dat wij bij den opperbevelhebber blijven. Ik schrok vanmorgen, toen de christelijke radio meedeelde, dat dr. Colijn om negen uur het volk zou toespreken. Gelukkig ging dit niet door. Eerlijk gezegd, ik vertrouw hem niet in deze omstandigheden. Gelukkig, dat we nog steeds de radio hebben. Hoe verschrikkelijk zal ’t zijn, als deze eens bezet wordt en we alleen maar Duitsche berichten zullen ontvangen. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |