vorige (24-6-1916) | | volgende (7-8-1916) | kalender |
dagboekcahier 6 14/07/1916 vrijdag 14 juli 1916 Nu sta ik toch paf! Met H. Sacramentsdag hebben de bisschoppen vergaderd. Elken dag wachtte ik nu ’t antwoord af op de questie betreffende Het Centrum. Maar er kwam niets. Nu moest gisterenavond prof. Aengenent bij mgr. Callier in Haarlem zijn; ik vroeg hem: herinner er eens aan dat wij met smart op ’t antwoord wachten. Zoo juist kwam hij bij me. En … verwonderd hoorde monseigneur zijn vraag. ‘Het Centrum? Dat heeft niet op de agenda gestaan!’ Nou breekt me klomp! zou Betje zaliger gedachtenis uitroepen. Daar wachten we nu sinds 11 januari op ’t antwoord. Onderwijl drong ik nog eens op spoed aan. Antwoord: neen, dat kunnen we niet schriftelijk behandelen, de zaak is daar te belangrijk voor, ze moet in onze zomervergadering besproken worden. En nu glad vergeten! Wat nu te doen? Maar doorgaan? Of weer een half jaar wachten? Gisteren ontving ik de rooster van lesuren van de Technische Hoogeschool, voorzoover betreft mijn eigen colleges. Er staan maar vier uur op voor mij: woensdag één uur economie en één uur mijnrecht; zaterdag één uur economie en één uur arbeids- en fabriekswetgeving. Er is dus één uur minder arbeids- en fabriekswetgeving dan Van Blom gaf. Het uur handelsrecht staat nog op naam van Valckenier Kips. Ik meen dat dat op donderdagmiddag is. Een bovenmatige arbeidsprestatie wordt dus niet van me gevergd! Met mijn voorbereiding voor Delft schiet ik bitter slecht op. Het treft ongelukkig. De geheele maand juni was mr. Tepe niet op ’t Centraal Bureau, omdat hij z’n voet gebroken had. En deze maand is hij afwezig wegens vacantie. Ik zit dus alleen voor ’t volle werk. Verder allerlei vergaderingen en beslommeringen! Maar ’t wordt toch tijd dat ik eens begin, anders ben ik niet eens klaar, wanneer september in ’t land is. [Onze op twee na oudste dochter heeft de vorige week haar admissie-examen voor ’t gymnasium gedaan en is goed geslaagd.][9] Ze wil advocaat! worden. Eigenlijk had ik ze op ’t Roomsch-Katholiek Lyceum in Den Haag willen doen. Maar dat dagelijks heen en weer reizen acht ik nog verderfelijker dan het bezoeken van ’t gymnasium hier. Maar we zullen een goed oog in ’t zeil houden. Ook ben ik van plan ’s zondags aan de drie oudsten zelf een uur catechismus te geven. Voor mezelf ter opfrissching ook niet kwaad! Eergisteren is de oud-minister Talma overleden, pas 52 jaar oud. Een nobel man gaat met hem heen. Veel heb ik met hem samengewerkt, al was dat niet altijd gemakkelijk. ’t Is een groot verlies voor de christelijke partijen. Na Kuypers dood zou hij de aangewezen leider van de Anti-Revolutionairen geweest zijn. God hebbe zijn ziel! [9] De zin tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918) |