Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

14/08/1893

maandag 14 augustus 1893

Eigenlijk valt er niets op te teekenen, of ’t zou moeten zijn, dat Lize vanmorgen weer eens in de kerk was, maar dat ze heelemaal aan de andere kant was gaan zitten (waarom??), dat ik vanmorgen een briefkaart aan Küppers heb gezonden, slechts behelzende: ‘Door verschillende omstandigheden ben ik verhinderd dezen maand copie voor “Uit de boekenwereld” [p. 411] te zenden. Hoogachtend, enz.’ Nu mag hij er achter zoeken wat hij wil!!

Heel veel meer valt er al niet op te teekenen. Gisterenavond ’n héél mooi concert van Mann, verder elken dag van ’s morgens tot ’s avonds Algemeene Geschiedenis. Eerst heb ik den heelen Michaud doorgewerkt, nu ben ik Becker van voren af aan begonnen en reeds tot Gregorius VII genaderd! ’k Zou gaarne vóór ’t einde van de vacantie, ’t is nu nog zoowat een maand, de geheele algemeene en vaderlandsche geschiedenis doorgewerkt hebben. Doch ... ik vreeze.

Gisteren frappeerde me deze pagina in Potgieters Verhalen en schetsen (I. 249):

‘Er is weinig edelers dan de eerbiedige schroom, welken het voorwerp zijner eerste liefde eenen onbedorven jongeling inboezemt; maar er komen in het gezellige leven weinig lachwekkender tooneelen voor dan die, welke deze hartstocht oplevert, wanneer die schroom in blooheid ontaardt. Niets is meer gewoon bij lieden, die hunnen tijd in afgetrokken studiën doorbrengen of [p. 412] zich der beoefening van stellige wetenschappen wijden. Het ontbreekt hun aan woorden voor de poezij des levens; de wereld, waarin hun hart hen onwillekeurig verplaatst, is zoo vreemd aan hun hoofd, dat zij hen in verwarring brengt en hen aan de spotzucht prijs geeft van dezulken, die in kennis en kunde verre beneden hen staan.’ Hm!! ...

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)