vorige (14-8-1893) | | volgende (22-8-1893) | kalender |
dagboekcahier 2 19/08/1893 zaterdag 19 augustus 1893 Als de vorige keer zou ik kunnen beginnen: ‘eigenlijk valt er niets op te teekenen of ’t zou moeten zijn, dat Lize’ woensdagmorgen weer eens in de kerk was en ... nu vlak bij me zat. Vervolgens: dat we eergisteren met ons zessen, pa en moe, Co en Gerard, Jo en ik, naar Amsterdam zijn geweest. Wat ’n dure vervelerij is toch zoo’n ‘dagje’ uit! Als ik alleen was gegaan, zou ik voor ’tzelfde geld dat ’t nu per hoofd gekost heeft, of wel voor de helft daarvan, honderd maal meer genoegen hebben gehad. Hoe heerlijk om eens [p. 413] heel alleen door ’t Rijksmuseum te dwalen! we zijn er nu ook geweest!! ‘Ajakkes, allemaal prentjes! die kunnen we in de illlustratie ook wel zien!’ klonk ’t in de prentenzalen. ‘Niks anders as schilderijen. ’t Is net de Lakenhal’ heette ’t in de schilderijenzalen. ‘We hebben ons toch dol geamuseerd, vandaag!’ klonk ’t ’s avonds, ‘jij niet?’ ‘Ik? zeker ... ik ... ook! ...’ arme stumper, ik moest nog liegen op de koop toe! ... idem (’s avonds) ’t Is een heele toer tegenwoordig om wat op te teekenen, ongemerkt tenminste, want mijn jongere frater zit den ganschen dag op m’n kamer bij me, en ... hij behoeft nu juist niet te weten, dat ik er een dagboek op na houd: Phons is nog steeds de eenige, die er iets van weet. Zoojuist, druk bezig met geschiedenis studeeren, dacht ik eensklaps weer aan mijn oude ideetje: zeven sonnetjes over Marie Antoinette, in october, wanneer ’t 100 jaar geleden is, dat zij geguillotineerd werd. Tevens kreeg ik [p. 414] een ander idee: als ik dat eens in prozavorm schreef en dan voor De(n) Katholiek bestemde? ... Nog een derde idee: als ik er eerst eens over aan Van Cooth schreef? Hij heeft me tot nu toe steeds zoo uiterst voorkomend behandeld, dat ik die vrijpostigheid wel wagen durf. Alles goed overdenkend, vind ik er toch véél voor. Vooreerst voor ’t stuk zelf: ’k zal me tenminste dan weer eens ’n paar daagjes inspannen om wat goed en weldoordacht proza te schrijven. Vervolgens: voor dien brief aan Van Cooth: een zeer geschikte gelegenheid om de vroegere kennismaking en correspondentie weer eens te hernieuwen. Ook voor het plaatsen in De(n) Katholiek: dan kan Küppers des te beter merken, dat ik hem volstrekt niet noodig heb, dat ik ook elders dan in De(n) Katholieke(n) Gids mijn stukken geplaatst kan krijgen. ’k Zal er nog eens een nachtje over slapen. Tevens heb ik even een briefkaartje aan mijn heerbroer gestuurd om zijn opinie te vragen. [p. 415] |
uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893) |