Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 5

14/09/1915

dinsdag 14 september 1915

Eindelijk begint er nu schot in de zaak te komen. Aan mr. Loeff had ik geschreven wat  Cort van der Linden mij gezegd had. Nu ontving ik vrijdag een briefje van Loeff: ‘Gaarne zou ik u even spreken over een belangrijke quaestie waar haast bij is.’ Zaterdagavond ben ik bij hem geweest. Hij had ’t geheele dossier bij zich. Eerst het voorstel van de faculteit: 1. prof. Van Blom, 2. prof. Verrijn Stuart. De faculteit achtte het niet noodig hier nog een derde bij te voegen, anders zou zij voorgesteld hebben: mr. Frijda, die verleden jaar gepromoveerd is.

            Het curatorium heeft toen aan de faculteit gevraagd waarom ze mij niet op de voordracht had geplaatst? Antwoord: daar heeft niemand ook maar over gedacht; mr. Aalberse is een hoogst bekwaam politicus, maar er is niet gebleken dat hij ook de geheel andere qualiteiten bezit die noodig zijn voor een hoogleeraar.

Het curatorium heeft toen mij nummer 1 gezet, Van Blom nummer 2 en Verrijn Stuart nummer 3 met een krachtige aanbeveling erbij: een opsomming van mijn geschriften en met opgave van redenen, waarom men mij als docent prefereerde. Maar afgezien van persoonlijke qualiteiten, achtte  het curatorium gewenscht dat ik benoemd werd, omdat thans aan alle rijksuniversiteiten de staathuishoudkunde in één richting werd gedoceerd; het achtte ’t gewenscht in ’t belang der wetenschap dat ook een andere richting in ons land aan het woord kwam. Cort van der Linden verzocht toen aan het curatorium aan de faculteit te vragen:

1. welke de richting was der hoogleeraren Van Blom en Verrijn Stuart; en

2. welk het oordeel van de faculteit was over de wetenschappelijke waarde van mijn geschriften.

Ruim een maand heeft de faculteit over het antwoord gedaan.

Ad primum was ’t antwoord: wat bedoeld werd? De godsdienstige of politieke richting? Aan de faculteit niet bekend. Daar werd nooit op gelet! (Wat ’n leugen! Toen onlangs prof. Van Kan voor ’t Romeinsch recht benoemd zou worden, had hij vooraf een onderhoud met de decanus van de faculteit: Br. \ Carpentier Alting. Deze vroeg hem: of het waar was dat hij wel van huis uit katholiek was, maar geheel met  het katholicisme had gebroken? Op het bevestigend antwoord werd gezegd: dan is ’t in orde. Hij is benoemd, en – leeft als professor zooals hij ’t veertien jaar als student deed: als ’n zwijn! Gaat met studenten aan de sjouw, enz.!) Werd bedoeld de wetenschappelijke richting, dan moest het antwoord luiden: beiden zijn voor de inductieve en de deductieve methode. Van Blom was minder huiverig voor staatsinmenging dan Verrijn Stuart, maar ook deze was geen aanhanger van de Manchester-leer.

Ad secundum: die geschriften zijn grootendeels tweedehandsch werk: bewerkingen naar Pesch en naar Devas. Overigens kamerredevoeringen. En tenslotte enkele oorspronkelijke artikelen die van journalistiek standpunt zeer hoog staan, maar eigenlijke wetenschappelijke waarde missen.

Vrijdag was dit ‘advies’ bij ’t curatorium ingekomen en Loeff wilde ’t nu aan den minister doorzenden met een nota tegenover het oordeel der faculteit staande. Hij verzocht mij hem ’t noodige materiaal te verschaffen om die nota zoo krachtig mogelijk te  maken. Daarvan toch zou afhangen wat Cort zou doen. ’t Advies van de faculteit was zoodanig, dat hij mij op grond daarvan met goed fatsoen kon passeeren.

Nu, gisterenochtend half tien ben ik begonnen en vannacht half drie was de nota gereed. Als Loeff dat overneemt, komt de faculteit met haar advies van een koude kermis thuis! Ik heb kunnen aantoonen dat zij de geschriften, waarover zij op zoo hoogen toon de staf breekt, eenvoudig niet gelezen heeft, daar men niet mag aannemen dat de faculteit opzettelijk onwaarheden schrijft. Een typisch voorbeeld. De faculteit schuift als ‘Katholiek Sociaal Weekblad 1906) ‘Inleiding tot de studie der volkshuishoudkunde’, volgens haar, naar ik zelf in de Inleiding verklaard zou hebben, bewerkt naar den Engelschen economist Devas. ’t Curieuze is dat in die inleiding precies ’t omgekeerde te lezen staat!! Als Cort dit leest, zal hij wel een hoogen dunk krijgen van de Leidsche juridische faculteit die, naar haar meening  over geschriften gevraagd, haar meening uitspreekt zonder die geschriften gelezen te hebben!

Een brochure ‘Tienurendag’ wordt als onwetenschappelijk terzijde geschoven, want … zij bleek te bevatten een in de Tweede Kamer uitgesproken redevoering! Toevallig herinnerde ik mij dat mr. Drucker over die rede in [de] Tweede Kamer op 9 maart 1909 (Handelingen p. 1732) gezegd had: ‘Na de welsprekende rede van den heer Aalberse die wij zoo even hier mochten hooren, een rede waarin wij niet alleen kennis maakten met de vruchten van de wetenschap, maar waarin ook sprak de stem van het gemoed, is het niet noodig nader in te gaan op de verschillende voordeelen, die uit het oogpunt van de arbeidersbevolking in het bijzonder, maar ook van de maatschappelijke ontwikkeling in het algemeen aan den tienurigen arbeidsdag zijn verbonden.’ En de oud-liberaal jhr. van Karnebeek (Handelingen p. 1339): ‘De heer Aalberse heeft ons in zijn belangrijke redevoering voorgelegd een zeer pakkend cijferbetoog, etc.’

Loeff heeft nu overvloed van zeer sterk materiaal. Als hij ’t goed gebruikt, acht ik de kans van benoeming zeer groot. Vooral nu blijkt dat de faculteit om mij te weeren noodig had een totaal scheeve en ten deele onware voorstelling van mijn geschriften te geven, zal Cort, die de rechtschapenheid zelve is, vermoedelijk de heeren hun zin niet geven. In elk geval’t blijkt nu dat ik nummer 1 op de voordracht van ’t curatorium sta. Hij moet mij dus passeeren om prof. Van Blom te kunnen benoemen. We zullen zien.

’t Is wel curieus dat ik in 1906 met mr. Van Blom, toen nog hoofdredacteur van Het Vaderland, in ’t Katholiek Sociaal Weekblad een polemiek gevoerd heb over de vraag of een katholieke sociologie bestaanbaar was! Hij meende van niet, omdat een katholiek die den paus te gehoorzamen had, geen wetenschappelijk man kon zijn. ’t Zou wel een bittere ervaring voor hem zijn, wanneer zoo’n onwetenschappelijke katholiek hem nu belette hoogleeraar in Leiden te worden, doordat hij zelf de toga aankreeg!!!

uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915)