vorige (12-9-1921) | | volgende (20-9-1921) | kalender |
dagboekcahier 8 16/09/1921 vrijdag 16 september 1921 Ziezoo, dat is weer achter den rug. Dinsdag en woensdag gingen geheel weg met de interpellatie-Marchant. ’t Kwam geheel uit, als ik voorspeld had: het al te sobere antwoord van Ruijs werd onbehoorlijk bevonden. Hij werd onder het voorlezen met stijgend hoongelach begroet. Van Vuuren, nogal een vriend van hem, kwam kort daarna bij me; hij was verontwaardigd. Zooiets onbenulligs had hij nog nooit meegemaakt! De Geer sprong ook terstond uit den band. Daags tevoren in den ministerraad had Ruijs nog eens uitdrukkelijk gezegd dat hij alleen het woord zou voeren. De Geer wilde, als hij – wat waarschijnlijk was – persoonlijk aangevallen werd over zijn houding inzake de gemeentefinantiën, zichzelf verdedigen. Ruijs kwam daar met kracht tegen op. Hij zou dat doen, De Geer moest hem dan maar opgeven, wat hij wilde dat door hem (Ruijs) gezegd zou worden! In eerste termijn goed, zei De Geer, maar in tweede termijn … Ook dan niet, stoof Ruijs op. Ik suste wat: het antwoord van Ruijs zou zeer onbevredigend bevonden worden. Hij zou er heel wat moeilijk te beantwoorden navragen over krijgen. Zou ’n speech van De Geer niet een welkome bliksemafleider voor hem kunnen zijn? … Ruijs bleef op zijn stuk staan. Toen ik hem dinsdag tegen één uur op straat tegenkwam, zei hij me: ‘Zeg, amice, je moet De Geer niet aanmoedigen om te spreken. Ik kan dat varkentje beter wasschen dan hij!’ Ik zei: ‘Ik stelde ’t niet voor in ’t belang van De Geer, maar in jouw belang. Ik vrees dat je een bliksemafleider zult noodig hebben. Je antwoord is absoluut onvoldoende. Je zult wat beleven!’ ‘O neen’, zei Ruijs, ‘je zult eens zien, hoe goed ’t gaat!’ Nu, ik wenschte hem veel succes, blij dat hij zoo welgemoed was. Ik zou niet graag in zijn plaats geweest zijn! Helaas, ik had ’t maar al te goed gezien! Hij heeft eenvoudig een beroerd figuur geslagen. Gelukkig voor hem dat De Geer tegen alle afspraken in terstond na hem ’t woord vroeg en een fulminante speech hield! Dit is Ruijs ten goede gekomen, want ’t gaf eenige vulling aan ’t absoluut leege debat. Toen ik den volgenden dag Ruijs sprak, zei ik: ‘Wat heb je wel voor een gezicht gezet, toen De Geer tòch ging spreken?’ ‘O, hij was niet te houden. Hij zei: als ik niet spreken mag, dan neem ik morgen mijn ontslag!’ O, zoo! dat is ècht De Geer. Ik was er vroeger altijd tegen dat De Geer in ’t kabinet zou komen: hij is een Einspänner, een bron van ruzie.’t Is al heel gauw uitgekomen! Ruijs kan nog pleizier van hem hebben. Ik ben overtuigd dat hij er nu al over denkt: hoe raak ik hem weer kwijt! Met eenig genoegen zei hij me: ik betwijfel of De Geer januari haalt! De Anti-Revolutionairen moeten niets van hem hebben! Woensdag heeft Ruijs in tweede termijn iets meer gezegd. Maar mooi is die interpellatie niet verloopen. Ook bij de behandeling van de Kieswet – zijn eerste wetsontwerp van eenig belang – is hij bitter tegengevallen. Van Vuuren zei me: ‘Hij zat er niet in; zelfs de goede argumenten, die in de memorie van antwoord stonden, voerde hij niet aan!’ Verschillende stemmingen zijn dan ook tegen zijn zin uitgevallen. Toen Van Vuuren hem zei dat hij in zijn verdediging erg slap was geweest, antwoordde hij: ‘Ja, ik zat er niet in, ’t is zoo’n vervelend wetsontwerp!’ Ik houd mijn hart vast voor de grondwetsherziening. Donderdag één uur kwam mijn interpellatie over de woningpolitiek. De tribunes zaten stampvol. Schaper was slecht op dreef. Hij sprak een klein uur. Mijn rede duurde juist anderhalf uur en sloeg in wegens het krachtige feitenmateriaal dat ik kon aanvoeren. Ik stond dan ook heel sterk. Schaper’s repliek was ook weer slap; tenslotte kwam hij met twee moties: de eerste om intrekking van mijn circulaire van 1 juni te vragen – wat ik absoluut weigerde – en de tweede om te vragen dat de premiebouw niet boven de woningwetbouw zou gesteld worden. Om half elf ’s nachts eindigde ’t debat. Ik was in ’t geheel niet vermoeid. Vandaag om één uur stemming over de moties. Ik heb ’t glansrijk gewonnen: met tweederde meerderheid werden de beide moties verworpen. Alleen de socialisten stemden ervóór! Alle liberale bladen hadden vanmorgen gunstige overzichten. Dat is me nog niet veel gebeurd! Zelfs de Nieuwe Courant had nu eens niets aan te merken! De Tijd had vanavond een waardeerend hoofdartikel. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |