Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

17/03/1922

vrijdag 17 maart 1922

De kogel is door de kerk. Bij koninklijke boodschap van 14 maart is mijn wijziging van de Arbeidswet naar de Tweede Kamer gezonden. Het spektakel breekt los. Het Volk heeft al twee felle artikelen gehad, waarin mij verweten wordt dat ik den achturendag prijs geef, buk voor de reactie, enz. Ik had niet anders verwacht! Opzettelijk had ik in de memorie van toelichting, die ik op dit punt grootendeels zelf geschreven heb, uiteengezet dat het beginsel van den achturendag gehandhaafd werd, dat ik alleen den absoluten achturendag veranderde in den gemiddelden achturendag, gelijk deze in alle andere landen die den wettelijken achturendag hebben aanvaard geregeld is.

            Het Volk staat dan ook wel zeer zwak met zijn betoog dat ik den achturendag prijsgeef. Ware dit juist, dan zou dit beteekenen dat de wettelijke achturendag tot heden alleen in ons land is ingevoerd, dus ook niet in die landen, waar – zooals in België en Zweden – de ministers van Arbeid sociaal-democraten zijn! De Nieuwe Courant is blijkbaar …  teleurgesteld dat ik zelf met deze wijziging kom en heeft nu een fel artikel, waarin mij verweten wordt, dat ik in de wet-1919 den absoluten achturendag heb voorgesteld! De katholieke pers is zeer gunstig in haar oordeel, evenals Het Vaderland. De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft er nog geen woord over gezegd! Ik ben wel benieuwd of de werkgevers nu een actie voor een langeren arbeidsdag zullen beginnen. Ik hoop ’t maar; ik kom dan weer in het juiste midden te staan!

            In den ministerraad is ’t warm toegegaan tusschen Van IJsselstein en De Geer over verschillende dingen, vooral over ’t wetsontwerp om invoerverboden mogelijk te maken. Van IJsselstein heeft tenslotte toegegeven op dezen grond dat op de conferentie die weldra te Genua zal gehouden worden, zal worden voorgesteld – door Engeland – om overal de invoerverboden op te heffen. Dus even afwachten!

            Koolen schreef me vandaag dat de wijziging der Arbeidswet donderdag aanstaande in de afdeelingen zal behandeld worden; hij rekent erop dat ’t voorloopig verslag dan voor de Goede Week  inkomt en dat ik de memorie van antwoord vóór 25 april indien. De behandeling zal dus al spoedig plaats hebben.

            Morgen eerst vergadering van den Hoogen Raad van Arbeid om mijn voorstel te behandelen om met ’t oog op den woningnood in de zomermaanden in de bouwvakken tien uur per dag te laten werken. Dat zal wel ’n warm debat geven! Dan ga ik 12.48 naar ’s-Bosch voor ’n vergadering van de Katholieke Illustratie. Zondag komen Eugène Dumoulin en Pieneke en Clemens en Lies Meuleman bij ons logeeren. We hebben ook prof. Groenen en Tepe en Dora gevraagd. Dat zal ’n ouderwetsche fuif worden!

            De actie-Van Cranenburg gaat nog door. Van Wijnbergen, die deze heeren veel te lief behandelt, heeft dezer dagen een conferentie met hen gehad, die van acht tot half drie ’s nachts duurde. Naar ik hoorde kwamen ze niet tot overeenstemming. Wat zal dit worden? De arbeiders beginnen nu ook ongerust en onrustig te worden. Deze muis kan nog wel eens een leelijk staartje hebben! 

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)