Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

18/07/1892

18 juli 1892

Wederom is er veel op te teekenen. Eergisteren werd ik aangenaam verrast door den komst van pater Ermann, hij had een half uurtje over en kwam me dus even opzoeken: een zeer lieve attentie van hem. Ook had hij een bijzonder doel: hij kwam om me aan te sporen toch ‘iets te maken’ voor het feest van dr. Schaepman. Hoe bijzonder toevallig! Ik gaf hem natuurlijk mijn sonnet met het vriendelijk verzoek me niet te sparen en er eens een paar geduchte aanmerkingen op te maken. En … vandaag, ’k was juist thuis gekomen, kwam hij me weer opzoeken: mijn sonnet droeg zijn volkomen goedkeuring weg. Eigenlijk had ik hem liever een paar goede aanmerkingen horen maken dan dezen lof, want ik geloof zeker, dat er die op te maken zijn. En zijn onvoorwaardelijke lof treft, geloof ik, meer hem op wien het gedicht is, dan wel den dichter. ’t Deed me daarom dubbel genoegen zooeven een brief van Phons te ontvangen, waarin ik een paar goede aanmerkingen vond. Ik zal dus [p. 208] het sonnet nog eens geducht nazien en ’t dan aan Eygenraam sturen. Pater Ermann deelde me ook mede, dat hij meende, dat Schaepmans feest niet den 15en, maar reeds den 10en augustus gevierd wordt. Ik zal dus nog eerst eens goed informeeren. Ermann las me ook nog een gedicht van hem voor, ook aan Schaepman gewijd, doch, helaas! de provinciaal wil hem geen toestemming geven ’t te laten drukken. Eigenlijk vind ik dat gemeen! Want pater Van Gestel heeft laatst wel tegen Schaepman in De(n) Tijd mogen schrijven! Reeds spoedig echter moest pater Ermann vertrekken.

            Gisteren ben ik naar Haarlem geweest en daar allerliefst ontvangen door de familie Lasance. ’k Heb me natuurlijk uitstekend geamuseerd! ’s Middags hebben we heel gezellig bij Drenth zitten bitteren. We hebben afgesproken vanmorgen met ons drieën naar Den Haag te gaan om eens te zien hoe de Katwijksche examinandi ’t maken. ’k Denk dan ook eens naar pater Alberdingk Thijm te gaan. Zou ik hem mijn sonnet eens laten lezen? Gisteren was ’t juist een jaar geleden, dat ons [p. 209] Haagsch examen aanving.

            Vandaag ben ik met Coebergh naar Nuyens geweest: we zijn er uitstekend ontvangen: zooals we verwacht hadden, stond Nuyens uiterst vreemd te kijken! Hij had dan ook niet het minste vermoeden!! De brief van Phons dien ik zooeven ontving, was als naar gewoonte uiterst hartelijk.

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)