Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 6

19/02/1918

dinsdag 19 februari 1918

Gisterenavond is Gukie thuis gekomen. Hoe zagen wij op tegen dat oogenblik … Maar nu ze er is, geeft ’t toch een gevoel van bevrediging. Ze ligt in den salon, als een bruidje in bloemen, als slapend.

Och, onze kleine Joke is ’t verstandigst van allen. Ze zei gisteren: ‘Wat huilen jelui toch. Guusje is goed af, die speelt nu met Onze Lieve Heertje en de andere engeltjes; daar mag ze nu mee wippen en schommelen. Wat zal ’t vreemd voor haar zijn dat ze nu vliegen kan. Moet ze dat niet eerst nog leeren? Want dat heeft ze nog nooit gedaan.’

De kleinen zijn heelemaal niet bang van Gukie; ze willen telkens weer eens gaan kijken. Jokie vroeg of ze vanmiddag bij haar mocht gaan eten, want ze ligt zoo alleen …

Liesje houdt zich gelukkig goed. Nu de slag gevallen is, is ze vol berusting in Gods heilige wil. Alleen de herdenking aan het lijden en de pijnen der laatste dagen stemmen haar telkens weer droevig. Ik hoor ook nog  steeds haar hijgend [stemmetje], woord voor woord de soms lange zinnen zeggende, in mijn ooren. Vooral in den nanacht, als we wakker komen, en alles zoo stil en donker is, zien we haar nog weer voor ons in haar bedje en hooren haar praten en zacht klagen over haar pijn …

O wat een droeve dagen hebben we doorgemaakt. Dan morgen nog haar begraven, als ze, nu voor ’t laatst, ons huis verlaat. Maar mogen wij klagen? Zij is gelukkig, een engel van onschuld: ‘ons ijverig Guusje’ noemden we haar altijd, want als Martha was zij altijd bezig. Nu heeft ze met Maria het beste deel verkozen, nu zingt zij aan de voeten van het Lam …

Morgen, den middelsten der zeven woensdagen voor St. Josef, die we voor haar herstel gezamenlijk hielden, wordt ze nu begraven, weggenomen midden uit onze bloeiende ruiker van acht lieve kinderen, nu de liefste van allen, maar die bidt voor ons in den hemel.

uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918)