Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 11

19/05/1946

zondag 19 mei 1946

Vrijdag werden de verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. Er was enorme belangstelling. Om elf uur waren hier in Den Haag al reeds de helft der kiezers opgekomen! Toen ik met vrouw en dochter om elf uur in ’t stembureau in de Curaçaostraat kwam, stond er ’n fotograaf van ’t dagblad Het Binnenhof klaar om me te kieken!

            ’s Avonds heb ik van zeven tot één uur aan de radio gezeten om den uitslag te hooren. Reeds spoedig was mijn indruk: de Katholieke Volkspartij zal haar positie handhaven, de Partij van den Arbeid (vroeger de Sociaal Democratische Arbeiders Partij plus de Vrijzinnig Democratische Partij, plus enkele katholieke jongeren van de Cristofoorgroep) zal tegen eigen verwachting minder zetels krijgen dan de Katholieke Volkspartij, terwijl de communisten een groote winst zullen boeken. Vooral de cijfers uit Limburg, die ’t eerst werden afgeroepen, waren verontrustend. Bij duizenden zijn de katholieke mijnwerkers blijkbaar naar de communisten overgeloopen.

            Deze eerste indruk werd steeds meer versterkt en was, toen om één uur ’s nachts de radio sloot, vrijwel geheel bevestigd. Er ontbraken alleen nog de definitieve cijfers uit Amsterdam en Rotterdam.

            Zaterdagmorgen gaven de bladen reeds den volledigen uitslag. Hij was:

aantal stemmen

procenten

zetels

Katholieke Volkspartij

1.466.510

    30.81

   32

Partij van den Arbeid

1.347.664

    28.31

  29

Anti-Revolutionaire Partij

   614.177

    12.90

  13

Christelijk Historische Unie

   373.191

      7.84

    8

Partij van de Vrijheid

(Liberale partij)

   305.202

     6.41

    6

Communistische Partij Nederland

   502.935

   10.57

  10

Staatkundig Gereformeerde Partij

   101.772

     2.14

    2

  Drie kleine partijtjes behaalden respectievelijk 0.67, 0.23 en 0.12 % en kregen dus geen zetel.

            De uitslag is dus, dat de katholieken bijna anderhalf millioen stemmen uitbrachten en van 31 op 32 zetels kwamen, terwijl de Partij van den Arbeid – dus de partij van Schermerhorn, bestaande uit Sociaal Democratische Arbeiders Partij, vrijzinnig-democraten en christen-democraten en enkele katholieke jongeren van de Cristofoorgroep, van 31 op 29 zetels daalden. Hun verwachting, dat zij de veruit grootste partij zouden blijken te zijn – ze rekenden op meer dan 40 zetels – deerlijk teleurgesteld is.

            De katholieken zitten nu in de voordeelige positie, dat zij naar twee kanten een meerderheid kunnen vormen: samenwerkende met de Partij van den Arbeid is die meerderheid 61, samenwerkende met de anti-revolutionairen en christelijk-historischen is zij 53. Er is toch dit verschil met 1933 en 1935: thans zal een samenwerking met de Partij van den Arbeid aan een groote meerderheid der katholieken geen aanstoot geven, terwijl ik in 1933 en 1935 door een samengaan met de Sociaal Democratische Arbeiders Partij zonder twijfel de Katholieke Staatspartij uit elkaar geslagen had. Dat was toen de zwakheid van mijn positie tegenover Colijn, die daar zoowel in 1933 als vooral in 1935 misbruik van maakte.

            Wat nu te doen? Ik blijf van meening: eerst trachten een nationaal kabinet te vormen; mislukt dit, dan samengaan met de Partij van den Arbeid; mislukt ook dat, omdat zij te hooge eischen stellen, dan herstel van de oude coalitie. Maar in tegenstelling met 1935 zal dit dan bij vele, vooral jongere katholieken aanstoot geven.

uit: Dagboek XI (Begin november 1944 tot 7 augustus 1946)