Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 2

20/09/1893

woensdag 20 september 1893

Gisterennamiddag is reeds de proefdruk van ‘Marie Antoinette’ gekomen: niet meer en niet minder dan 28 pagina’s. Van Cooth had haar reeds eenigszins gecorrigeerd: maar soms was zijn correctie niet helemaal naar mijn zin! ’k Heb die weer veranderd en zoojuist de proef weer wegzendende, heb ik er een brief bijgevoegd om hem daarover nog eens te [interviewen]. En zoo is dus het stuk gedrukt en onderteekend: P.J.M. Aalberse. Dus ’t eerste stuk, dat onder mijn vollen naam verschijnt. Eigenlijk spijt het me: ’k had nog zoo graag voorloopig onder mijn pseudoniem blijven schrijven. Vader Lunter heeft me dat altijd aangeraden. Wat zal hij er nu van zeggen? Ook klonk het zoo aangenaam: Alphonse de Leythe: mij steeds aan mijn besten Phons herinnerend. Maar enfin, dat is nu eenmaal zoo: weigeren kon ik niet, althans heel moeilijk. ’k Ben benieuwd hoe Phons en de anderen het stuk zullen vinden. ’k Geloof wel, dat ze de ‘Mannen’ zullen prefereeren. En ... wat zou Lize ervan zeggen? ... [p. 444]

’k Heb weer verschillende nieuwe boeken gekocht: vooreerst de Encyclopedie van Sijthoff en besteld het etymologisch woordenboek van Franck (brrrr!!!). Verder op een cataloog van Van Leeuwen nog: drie dichtbundels van De Koninck, de Caractères van La Bruyère, Mejuffrouw Leclerc van Alberdingk Thijm en van Louis Veuillot: L’illusion libérale, Le lendemain de la victoire en Célébrités catholiques contemporaines; tenslotte nog eenige overdrukjes van Kok, over Dante, Calderon en Manzoni. Dus vooreerst weer leesvoorraad genoeg!

Van Küppers heb ik zoojuist een heel nijdig briefje gekregen: ik had hem namelijk bij het zenden van de recensie over pater Jonckbloet een briefje geschreven waarin ik onder andere zeide: ‘Om alle later misverstand te voorkomen, deel ik u mede, dat in De(n) Katholiek, de volgende aflevering waarschijnlijk, een stuk zal verschijnen van mij met mijn naam onderteekend: de Zeer Eerwaarde Heer van Cooth verlangde dit nadrukkelijk, anders had ik het zeker niet gedaan. Enfin, die lui van De(n) Katholiek mogen wat lastig zijn uitgevallen, maar goed betalen, dat doen zij!’ Dit was natuurlijk een [p. 445] steek onder water: ’k heb zeker al wel 50 pagina’s in Den Katholieken Gids geschreven en ... nog nooit heb ik een halve cent honorarium gezien! Er staan een hoop leugens in zijn kattebelletje: onder andere beweert hij, dat Van Cooth mij heeft leeren kennen uit Den Katholieken Gids!! Alsof ik vóórdat de ‘Mannen’ erin verschenen, al niet vijf of zes brieven met hem gewisseld had! Ook: dat ik in Den Katholieken Gids nog nooit iets anders geschreven heb dan recensies! En de ‘Mannen’ dan???

’k Ben niet van plan om me kwaad over zijn briefje te maken. ’k Zal hem heel gemoedelijkjes een antwoordje sturen, hem voorrekenen hoeveel pagina’s ik al in De(n) [Katholieke(n)] Gids geschreven heb, hoeveel het mij heeft gekost, omdat voor al die aankondigingen ik bijna steeds zelf de boeken heb moeten koopen.

En nu ga ik eens weer terdege aan het werk. Mijn vacantie is nu om: eerst de volgende week dinsdag beginnen de colleges, maar ik ga nu weer eens wat aan ’t Middelnederlandsch en Gothisch doen. ’k Geloof, dat ik er onder de vacantie leelijk uitgeraakt ben! Enfin, dat zullen we wel weer gauw bijspijkeren. [p. 446]

uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893)