Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

22/02/1941

zaterdag 22 februari 1941

Niet omdat we vandaag herdenken, dat we ons voor 45 jaren verloofden – waar is de tijd gebleven! – ook niet omdat vandaag onze op één na oudste dochter Lou haar 39en verjaardag viert – ze ziet er met haar zeven kinderen uit alsof ze pas 29 werd! – wil ik iets opteekenen. De aanleiding is het bezoek, dat Schaepman, het Tweede Kamerlid, me gisteren bracht om mij zijn te Londen opgedane ervaringen mee te deelen. Hij kwam om drie uur en vertrok pas bij zessen! Maar welk een droef relaas kreeg ik te hooren! Hij is door de Nederlandsche ministers te Londen slecht behandeld, wellicht dat dit zijn kijk versomberd en de herinnering aan ’t ondervondene verbitterd heeft. Maar als een ongeloofwaardig man heb ik hem nooit leeren kennen. Hij was als commissaris in de Nederlandsche N.V. Bata naar Brazilië geweest, toen de 10e mei aanbrak. Hij strandde in Lissabon. Vandaar trachtte hij naar Nederland te komen en kwam zelfs tot bij Zeeuwsch-Vlaanderen, achter de Fransche troepen, die hem geen doortocht wilden verleenen. Hij ging toen weer terug naar Parijs, waar Loudon voor hem met Londen telefoneerde. Loudon zei hem toen, dat de Nederlandsche regeering hem verzocht naar Londen te komen. Toen hij daar aankwam, keken de ministers hem aan of ze zeggen wilden: wat kom je hier doen? Toen zijn geld opraakte, vroeg hij een voorschot op zijn salaris als kapitein en zijn schadeloosstelling als kamerlid. Zij boden hem aan … f 12,– per week! terwijl zij zichzelf een  verblijfsvergoeding van f 42,– per dag hadden toegekend! Hij bedankte voor deze fooi en verzocht terug te mogen keeren, wat hem echter geweigerd werd. Vandaar een onaangename en gespannen verhouding. Eindelijk kreeg hij door een Engelsch Lagerhuislid een exit-permit. Zoo kwam hij weer in Lissabon en met behulp van den Duitschen gezant aldaar weer in patria.

            Volgens zijn zeggen nu was de toestand in Londen aldus. De koningin had vrijwel alleen omgang met Beelaerts en met Van ’t Sant, den veelbesproken oud-hoofdcommissaris van politie te ’s-Gravenhage, die bij haar inwoonde en vervolgens met de heeren van Unilever. Haar verhouding tot de ministers was zóó slecht, dat zij op een dag aan De Geer toevoegde: ‘Hoe minder ik de heeren zie, hoe aangenamer mij dat zou zijn.’ De oorzaak hiervan is, dat de ministers den oorlog voor ons als afgeloopen beschouwden en met Duitschland over den vrede wilden onderhandelen. Dit weigerde de koningin zeer beslist. Toen zeiden ze, dat de regeering dan niet in Londen kon blijven, maar naar Indië moest vertrekken, waar Van ’t Sant zeer tegen was. De koningin weigerde ook dit. De bom tusschen de koningin en De Geer is tenslotte door het volgende gebarsten: Indië vroeg 100 millioen voor de defensie. De Geer wilde maar 25 millioen geven. Na lang gehaspel maakte de ministerraad daar 50 millioen van. Toen   deelde de koningin aan De Geer mee, dat zij genoeg van hem had en dat zij hem ongevraagd als minister ontsloeg. Om te voorkomen, dat De Geer naar Nederland terug zou keeren, waar men hem niet vertrouwde, kreeg hij een opdracht in Indië. Zo kwam hij in Lissabon en vandaar schreef hij, dat hij zijn opdracht teruggaf en met behulp van den Duitschen gezant vertrok hij naar Berlijn en vandaar kwam hij, vrijdag voor acht dagen, hier terug. Onderwijl had echter de radio Oranje te Londen meegedeeld, dat het vroegere bericht, dat De Geer om gezondheidsredenen ontslag had gevraagd en gekregen, onjuist was geweest, want dat hij ongevraagd ontslag had gekregen en naar Lissabon was vertrokken, nadat hij aan de koningin schriftelijk beloofd had niet naar Nederland terug te keeren; dat hij deze belofte nu gebroken had, en dus als een deserteur moest worden beschouwd. Met welke gevoelens ’t Nederlandsche volk hem ontving valt te begrijpen. Dag en nacht wordt hij door Nederlandsche politie bewaakt. Verleden maandag ontmoette An hem in de Van Aerssenstraat. Er kwam juist een chique meneer voorbij, die, hem herkennende, vlak voor hem op den grond spuwde. Gisterenavond heeft hij nu in Het Vaderland gepubliceerd, dat hij terug was gekomen, omdat hij meende, dat zijn plaats was bij zijn vrouw en bij zijn volk en dat hij hier als een vergeten burger wilde leven.

            Zoo ben ik geleidelijk afgedwaald van hetgeen  Schaepman mij over Londen meedeelde. Hij vertelde nog, dat de Nederlandsche ministers daar ieder afzonderlijk woonden. Albarda en Van den Tempel woonden in het duurste hôtel van Londen. Ze bemoeien zich met niets. De Engelsche regeering laat ze links liggen. Het contact wordt onderhouden door den Nederlandschen gezant Michiels van Verduynen. ’s Middags komen ze bijeen in een flatgebouw, waar op de zevende tot negende verdieping gevestigd is ‘the government of the Netherlands’, eerst onder bewaking van Engelsche politie, later door een paar Hollandsche marechaussés. Welter is nu belast met de portefeuille van Finantiën, waardoor Indië de gevraagde 100 millioen terstond kreeg. Gerbrandy is nu voorzitter van den ministerraad. Ziedaar zoo een en ander, wat ik van Schaepman vernam. Als ’t waar is, is ’t bedroevend.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)