Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

22/03/1920

maandag 22 maart 1920

Jammer, dat ik de laatste dagen zoo weinig tijd had om wat op te teekenen. Er is heel wat gebeurd! Vooreerst met de havenstaking. De vorige week had Stenhuis, de voorzitter van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, een gemeen artikel in Het Volk. Hij beweerde dat ik ‘op last van werkgevers’ mij van bemiddeling onthield en verder dat de arbeiders mijn voorstel tot arbitrage niet konden vertrouwen, omdat ik herhaaldelijk met Nijgh, den voorzitter der werkgevers, had geconfereerd.

            Ik begreep ’t artikel goed: de Federatie wil geen arbitrage, de Centrale (sociaal-democratische) Bond wèl. Toch wil hij ze bij elkaar houden. Dus moest hij mij verdacht maken. Ik zond hem een telegram om te komen praten. Hij kwam prompt! Ik wees hem op het onware en onwaardige van zijn artikel. Hij krabbelde terug. Zoo was ’t niet bedoeld. Enz.

            Onderwijl werd mijn vermoeden bevestigd dat de zaken zóó stonden als ik dacht. Er werd echter dien eigen dag beraadslaagd om mij een brief te schrijven, waarin men, arbitrage afwijzend, mij om bemiddeling verzocht. Ik  zou dan die bemiddeling kunnen gebruiken om toch tot arbitrage te komen! Die brief kwam zaterdagnamiddag. Ook daarin een gemeenheid: arbitrage kon niet worden aanvaard, omdat ik alleen in mijn kamerrede aan de arbeiders den raad had gegeven om arbitrage te vragen. Dit is ’n leugen. Wel vragen ze mijn bemiddeling.

            ’s Avonds moest ik naar Leiden voor een diner bij prof. van der Vlugt, mijn oud-promotor, die 70 jaar is geworden. Ik had zitting in een comité dat hem zijn door Onnes geschilderd portret zou aanbieden. Thans was door hem dit comité ten eten gevraagd. Verschillenden waren verhinderd, ook de president Oppenheim jr. We waren met z’n achten, onder andere Loeff, Plemp van Duiveland, Krabbe, Meyers, burgemeester Zimmerman. Ik zat rechts van mevrouw, Zimmerman rechts van mij. Van der Vlugt hield een lange rede, waarin hij eigenlijk zijn professoraat een mislukking noemde. Loeff en Zimmerman meenden dat ik, als eenig aanwezig minister en als zittende rechts van mevrouw, moest antwoorden.

Hoewel onvoorbereid heb ik ’t er volgens Loeff goed afgebracht. Ik herinnerde aan mijn promotie, toen hij me voorspeld had dat ik in de politiek zou gaan, waar hij me nooit zou ontmoeten. De eerste voorspelling kwam uit, de tweede niet: onder ’t ministerie Kuyper zaten we beiden in de Tweede Kamer! Ik had het verder over z’n professoraat en meende dat vele zijner leerlingen met piëteit steeds aan hem dachten. Later zei hij me dat mijn speech hem goed had gedaan.

            Aan tafel had ik alle gelegenheid om met Zimmerman over de staking te spreken. Deze meende dat ze de volgende week zou eindigen, mits achter mijn bemoeiingen een punt werd gezet. Daar wachtte men nog steeds op. Hetzelfde werd me vanmorgen ook verzekerd door een controleur der haveninspectie.

            Ik heb daarom naar aanleiding van den van ’t stakingscomité ontvangen brief vanmorgen een brief aan beide partijen geschreven, waarin ik uitdrukkelijk vraag: wilt gij arbitrage, ja of neen; en zoo ja, over  welke punten? In den brief aan de arbeiders heb ik tevens de onjuiste voorstelling van mijn tweede rede in de Kamer rechtgezet. Ik vermoed dat beide partijen met neen zullen antwoorden. Dat is dan wel de punt welke Zimmerman verlangde!

            Vanmiddag in den ministerraad heb ik dit meegedeeld. ’t Werd algemeen goedgekeurd. Vandaag zijn in Amsterdam 200 en in Rotterdam 300 werkwilligen, van elders aangevoerd, aan ’t werk gegaan. De burgemeester van Amsterdam vroeg 1.000 man infanterie aan. Hij kreeg er voorloopig 100 en een 60 man cavallerie. Ik vrees dat er nu wel relletjes zullen komen.

            In Duitschland is de toestand ook slecht. In ’t westen, vlak langs onze grens, zijn de bolsjewieksche arbeiders de baas geworden. De regeering-Kapp is weer verdreven. Maar de verwarring is grenzeloos. Dit werkt ook terug op de mentaliteit onzer arbeiders. De eerstkomende dagen zullen ook bij ons misschien zorgvol worden. De Heer geve ons wijsheid en kalmte!

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)