vorige (4-6-1945) | | volgende (28-6-1945) | kalender |
dagboekcahier 11 22/06/1945 vrijdag 22 juni 1945 Vanmorgen kwam Kolfschoten bij me praten. Hij had reeds meermalen gezegd, dat hij eens bij mij wilde komen. Zondag voor acht dagen vroeg hij me bij ’t uitgaan van de kerk of ik hem om half vijf kon ontvangen; ik verzocht hem toen maandag te komen, wat hij aannam, maar hij kwam niet. Ik wist uit de kranten, dat H.M. hem uitgenoodigd had om bij haar te komen, klaarblijkelijk om hem te hooren over de komende kabinetsformatie. (De voorzitters der beide Kamers van de Staten-Generaal werden niet gehoord. Van de anderen alleen Beelaerts van Blokland, vice-president van den Raad van State, die echter, omdat hij vijf jaren bij de koningin in Londen geweest was, hoegenaamd niet op de hoogte is van de meeningen en toestanden hier!) Nadat opdracht tot kabinetsformatie gegeven was aan Schermerhorn en Drees, luidde weldra ’t gerucht, dat Kolfschoten in het te vormen kabinet minister van Binnenlandsche Zaken zou worden, terwijl tevens gezegd werd, dat hij de eenige katholiek in ’t nieuwe ministerie zou zijn, wat ik – ook voor hem – wel zéér bedenkelijk vond. Ik was van plan om, ware hij me, naar hij scheen te willen doen, komen raadplegen, hem dit ten sterkste af te raden. Maar, gelijk gezegd, hij bleef weg. Nu kwam hij echter vanmorgen, maar niet om me te raadplegen, doch om me mee te deelen wat er gebeurd was en gebeuren ging. Schermerhorn en Drees, de twee gezamenlijke formateurs, hadden hem gevraagd, maar niet voor Binnenlandsche Zaken, doch voor Justitie. Hij had geweigerd en hen aangeraden Van Maarseveen of Loeff te vragen. Dit deden ze niet: Van Maarseveen was buiten alle illegale actie gebleven en bezat niet ’t vertrouwen der illegalen. En Loeff was hun volkomen onbekend. Zoo kwamen ze weer bij hem terug. Hij weigerde weer en raadde aan jhr. mr. Van Meeuwen te nemen. Ook dat deden ze niet of weigerde deze? Zoo kwamen ze weer bij Kolfje terug. Toen vroeg hij tijd om Romme te raadplegen. Deze wilde zelf niet, maar ried hem niet af ’t aan te nemen. Toch weigerde Kolfschoten weer, ten vierden male gevraagd. Nu enkele dagen geleden kwamen Schermerhorn en Drees weer bij hem aankloppen, nadat ze een aanmaning van H.M. hadden gekregen wat meer spoed te maken. Nu dreigden ze Kolfschoten ermee, dat ze wanneer hij bleef weigeren van hun opdracht zouden afzien: hij was huns inziens de eenige katholiek, geschikt voor Justitie, die ’t vertrouwen der illegalen bezat. Toen zwichtte hij en nam ’t aan, zij ’t met een bezwaard hart. Hij deelde verder mede, dat er veertien departementen zouden komen en één minister zonder portefeuille, Van Roijen, als plaatsvervanger bij afwezigheid van de minister van Buitenlandsche Zaken Van Kleffens. Van deze vijftien ministers zouden er slechts drie katholiek zijn: Kolfschoten Justitie, Michiels (burgemeester van Maastricht) Binnenlandsche Zaken en ir. Van Schaik, directeur van de kunstzijdefabriek te Arnhem (broeder van den Tweede Kamervoorzitter) voor een onderdeel van ’t departement van Economische Zaken. Een vijfde in plaats van een derde is wel heel weinig voor een ‘nationaal’ kabinet! Er zullen geen communisten in zitten. ’t Ministerie zal naar Engelsch voorbeeld een minister-president hebben (Schermerhorn) en een kabinet waarin onder andere Binnenlandsche Zaken en Justitie, met drie à vier andere ministers. Vandaag wordt de voordracht aan H.M. aangeboden en maandag zal ’t nieuwe ministerie optreden. Ik heb Kolfschoten gezegd, dat ik zijn taak vooral in de gegeven omstandigheden zeer zwaar achtte en vooral ook zeer onaangenaam, maar dat ik begreep, dat hij de benoeming na de op hem uitgeoefende pressie had aangenomen. Hij meende, dat ’t ministerie maar één à anderhalf jaar zou zitten, omdat het na de verkiezingen zou moeten aftreden om gelegenheid te geven tot vorming van een meer parlementair kabinet. ’t Ministerie-Gerbrandy zal een witboek uitgeven om zijn houding tijdens den oorlog te rechtvaardigen. Ik drong er krachtig bij hem op aan, het begrip noodrecht zoo eng mogelijk te nemen. Mijns inziens mag – ook in verband met den eed van trouw aan de Grondwet – van de Grondwet niet worden afgeweken, tenzij ’t niet anders kan en beslist noodzakelijk is. Zoo zal mijns inziens de Raad van State over alle decreetwetten moeten worden gehoord, daar ze mijns inziens anders niet-verbindend zouden zijn. Hij was dit gelukkig met mij eens. Ik gaf hem tenslotte eenige opmontering en eenige practische raadgevingen, vooral ook hoe hij met zijn ambtenaren moest omgaan. Gisteren spoedvergadering van den Raad van State: een voorstel om ’t salaris der ministers weer van veertien op achttien mille te brengen gelijk in 1918. Gunstig advies. De vorige week vergaderde de Raad van State – voor ’t eerst sinds half mei 1940! – weer voor ’t eerst: vier man sterk! Er was advies gevraagd over ’n nieuw statuut voor de mijnen. Ik moest ’t rapport voorstellen. ’t Was sterk afwijzend, omdat ’t veel te ver ging en te diep ingreep. Men zegt, dat ’t vandaag tòch afgekondigd zal worden: op den valreep: den laatsten dag, dat minister Wijffels aan ’t bewind is! |
uit: Dagboek XI (Begin november 1944 tot 7 augustus 1946) |