vorige (18-7-1922) | | volgende (24-7-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 22/07/1922 zaterdag 22 juli 1922 Nel niet geslaagd! Zoo kwam vanavond om half zeven ’t telegrafisch bericht. Helaas, dat was ’n tegenvaller. Ze had hard gewerkt en stond er goed voor. Bij ’t laatste tentamen had ze Latijn 4, Grieksch 4, wiskunde 3+. En nu toch afgewezen! An, die naar Utrecht is geweest, kwam zoojuist thuis: ze was er nogal kalm onder; dacht dat ze Latijn en Grieksch goed had, maar wiskunde en geschiedenis onvoldoende; bij den uitslag bleek: alles onvoldoende behalve juist geschiedenis en Nederlandsch!! Arme Nellie![41] ’t Is zeker niet goed voor je, dat je gaat studeeren. We zullen nu maar iets anders erop verzinnen! Morgen komt ze thuis en wordt met open armen ontvangen. Ze heeft goed haar best gedaan; haar valt niets te verwijten. Maar mijn antipathie tegen alles wat examen is, is zoo mogelijk nog gegroeid! Gisteren waren we 24 jaar getrouwd; ’t was dien dag juist 31 jaar geleden, dat ik mijn staatsexamen deed. Kalm gevierd, als inleiding van ’t 25e huwelijksjaar.[42] De ‘crisis’ komt in steeds zonderlinger stadium. De koningin heeft De Geer bij haar laten komen en hem vertrouwelijk gepolst of hij als premier-formateur zou willen optreden. Argument: de minister van Finantiën moet de leider zijn van ’t kabinet in deze moeilijke finantieele omstandigheden. Wie haar dat geadviseerd heeft, weten we niet. Eerst morgen krijgen wij die adviezen te zien. ’t Is ’n rare manier van doen. Zij had er dan toch eerst met Ruijs over moeten praten! Helaas! ik krijg al te gauw gelijk met mijn oppositie tegen ’t ter beschikking stellen der portefeuilles. Vanmorgen kwam De Visser bij me die zei: ‘Hadden we maar naar je geluisterd! Gij hebt ’t goed ingezien dat de koningin wel eens den verkeerden weg zou kunnen inslaan.’ Dat was juist mijn grootste bezwaar. Er is één penibele vraag: wist De Geer, toen hij verleden maandag er zoo sterk op aandrong, dat we alsnog de portefeuilles ter beschikking zouden stellen, wist hij toen al dat de koningin dan deze faux pas zou doen of dat Lohman haar daartoe geadviseerd had? Zoo ja, dan heeft hij ’n rare schaats gereden! In elk geval is ’t onjuist van hem dat hij niet aanstonds afwees of althans verlof verzocht zijn ambtgenoten te raadplegen. Hij heeft nu Colijn en Nolens geraadpleegd. Wat Colijn antwoordde, weet ik niet. Nolens heeft hem gezegd dat de katholieken, nu er een katholieke premier was, niet zouden dulden dat hij door een protestant vervangen werd. De katholieken hebben op hun eentje méér zetels dan de anti-revolutionairen en christelijk-historischen tesamen. Donderdag was Heemskerk 70 jaar. Er was ’s middags receptie in de Twee Steden. Toen ik er kwam, stoof Nolens op me af: ‘Blijf je als Ruijs heengaat?’ Ik begreep er niets van en zei: ‘Maar daar is geen sprake van!’ ‘Jawel’, zei hij, ‘de koningin heeft De Geer laten komen.’ ‘He??! Welnu: ik denk er niet over in een kabinet-De Geer te gaan zitten. Als Ruijs gaat, ga ik ook.’ ‘Uitstekend’, zei Nolens, ‘zoo denk ik er ook over!’ Den volgenden dag sprak ik Ruijs, die me alles vertelde. De Geer had ’t hem en Heemskerk ook meegedeeld, nadat hij ’t absoluut afwijzend antwoord van Nolens had ontvangen. En gisterenmiddag deelde hij ’t in den ministerraad mee onder geheimhouding. Vandaag is hij naar ’t Loo om aan de koningin te zeggen dat hij niet bereid was een kabinet te formeeren. Hij zei: de koningin heeft nog een ander in petto – niet Colijn, maar die neemt ’t zeker niet aan. Wie, mocht hij niet zeggen. Ra, ra! Lohman? (84 jaar !), Van Aalst ? Hoe ’t zij, de positie wordt er niet beter op. De koningin heeft hiermee nu feitelijk uitgesproken dat ze Ruijs niet – althans minder – geschikt vindt. Dat maakt ’t niet gemakkelijker om aan te blijven en vooral niet aangenamer. Toch zullen we wel moeten blijven, als we de rechterzijde bijeen willen houden. Eén ding frappeerde me, dat De Geer aanstonds als conditio sine qua non gesteld had dat ik in zijn kabinet de portefeuille van Arbeid zou behouden! ’k Zou niet graag! Maar met dat al is ’t ’n rare geschiedenis. ’t Valt me niet mee dat de koningin, die anders deze dingen nogal goed inziet en steeds correct handelt, dezen verkeerden weg heeft ingeslagen. Wel was ik er bang voor, haar de mogelijkheid daartoe te openen, maar ik had toch niet gedacht dat [ze] er zoo gauw en op deze niet-correcte wijze gebruik van zou gemaakt hebben. Ik heb twee heele ochtenden met Ruijs geconfereerd. In tegenstelling met ’n jaar geleden, schijnt hij thans de zaken vooral met mij te willen bespreken. We zijn ’t volkomen eens; alleen verschil ik nog met hem van meening over ’t aanbieden der portefeuilles. Maar, dat is nu eenmaal gebeurd en in de hierdoor geschapen situatie denken we ’t zelfde. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |