vorige (20-10-1893) | | volgende (26-10-1893) | kalender |
dagboekcahier 2 22/10/1893 zondag 22 october 1893 Eindelijk! Eindelijk was Lize vanmorgen weer eens in de kerk; eindelijk heb ik haar weer eens gezien, voor het eerst na acht weken, na 56 dagen! ... Reeds had ik haar in de verte zien gaan over de Jan Vossenbrug, terwijl ik over de Marebrug ging, ’k zag ’t aan haar hooge gestalte, dat zij ’t was. Dus – zij zou weer in de kerk wezen! ’k Ging langzaam de Mare over, in de hoop, dat wij zoowat tegelijk aan zouden komen. Doch ik was er toch nog eer. Maar even pas zat ik op mijn plaats of zij kwam ook. Maar wat is ze veranderd in die acht weken! ’k Geloof zeker, dat ze ziek is geweest. Wat moest ze ook zes weken lang zich aan den verpesten lucht der stinkende Haagsche grachten blootstellen! En ik, die er niets van wist, dat ze ziek was! ... Of zou ze niet ziek geweest zijn? Maar hoe komt ze er dan zoo naar, zoo bleek en mager uit te zien? Ze zal toch wel voor haar pleizier uit logeeren geweest zijn? Doch ze zal nu wel weer gauw opknappen, nu ze weer thuis is. Kon ik haar nu maar eens een keertje meer zien! ’t Gaat nu tegen den winter: wat beter tijd om ergens ’s avonds visites te maken, bijvoorbeeld om een avondje piano [p. 472] te komen spelen. Domme jongen, die ik toch ben! ’k Zit tegenwoordig den halven dag voor de piano! Telkens als een van de lui bij me komt om eens een paar uurtjes te kletsen, vraag ik hem of hij dit of dat stuk kent; zoo neen, ‘wil ik ’t eens voor je spelen?’! Zoo oefen ik me veel op de piano zonder nu juist er tijd voor van mijn studie te moeten nemen. Zou dat nu maar ’n mooi droompje zijn, als ik er soms eens over denk hoe heerlijk ’t zou zijn, als ik zoo nu en dan eens een visite bij haar thuis kon maken? ... Dan kon ik haar zoo nu en dan tenminste eens spreken en, niet gelijk nu, telkens als ik haar zie, bang zijn, dat zij bemerken zal, dat ik naar haar kijk: ‘àls ze eens niets vermoedde, wat zou ze ’t dan gek vinden!’ Ik kon dan ook heel anders tegen haar spreken! Ik geloof zeker, dat ik, als ik er twee of drie keer geweest was, haar alles reeds verteld had, zonder er echter maar één woord over gesproken te hebben: al was ’t alleen maar door de andere wijze waarop ik haar kon groeten of aanzien. Maar mijn broer vindt het verkeerd, dat ik nu reeds tracht met haar in kennis te komen. Maar moet ik dan wachten totdat ze geëngageerd is? ... Geëngageerd ... telkens komt die gedacht bij me [p. 473] terug: ze is nu al veertien daag in de stad geweest, waarom kwam ze nu vandaag pas voor ’t eerst in de kerk aan de Hartebrug? ... Zou ze soms ... O, wist ik maar zeker, dat dat niet zoo was!!! ... Toch ben ik in mijn schik, dat ze vandaag weer in de kerk was. Dat ik haar eindelijk weer eens gezien heb. ’t Was toch wel leuk, dat haar zus zoo’n lol had! ... Of vergis ik me daarin?? ... ’t Is jammer, dat ik ’s dinsdags en ’s woensdags niet naar de kerk kan, omdat ik dan om half tien college heb: een van die twee dagen kwam ze onder de vacantie er altijd. Ook nu is ze den eersten (?) woensdag dat ze in de stad was, in de kerk geweest, heel tegen ’t eind der mis kwam ze – om te zien of ik er in was??? Van de Braak heeft me dat verteld: ik was naar ’t college, of neen, ’k had me verslapen en ’t was dus te laat geworden èn voor ’t college èn voor de kerk. Stomme kerel ook! zou ze nu misschien denken, dat ik er in ’t geheel niet komen kon? Nuyens vertelde me, dat ze iederen dag bij pastoor Bots om negen uur in de kerk is ... Van de firma Van Langenhuysen een brief gehad: woedend. Kalm geantwoord, heel beleefd. Antwoord komt hier op neer: wil een boek goed zijn uitgegeven, dan moet de uitgave in overeenstemming zijn met den inhoud. [p. 474] |
uit: Dagboek II (22 augustus 1892 tot 16 december 1893) |