vorige (28-9-1922) | | volgende (4-11-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 22/10/1922 zondag 22 october 1922 [Sinds lang niets opgeteekend! Ik heb er geen tijd voor, terwijl er ook geen eclatante dingen gebeuren. Lou heeft blindedarmontsteking gehad. ’t Leek zich eerst nogal leelijk aanzien, maar ’t is gelukkig spoedig beter geworden. Ze ligt nu tweeënhalve week te bed, maar is weer geheel hersteld. Volgende week komt ze weer op. Dinsdag zijn Lies en ik een ‘avondje’ naar Katwijk geweest. Ik had bedongen dat ik Piet mocht zien. En ik heb hem gezien! Wat zag hij er gezond en vroolijk uit. Hij heeft ’t echt naar zijn zin.][46] De pères hebben ook erg schik in hem: ’n ronde, open jongen met geen haar kwaad erin. Goddank! Ik bekeek hem ook zoo. ’t Was ’n gezellig avondje. We soupeerden met den directeur en pater Notermans; later kwamen ook pater Roebroek, Dekker en [Van] Lith, de eenigen die nog uit mijn Katwijkschen tijd over zijn, ook binnen. We hebben heel wat oude geschiedenissen opgehaald. De vorige week de drie tractaten van Genua er in de Tweede Kamer na kort debat met de anti-revolutionairen Beumer en De Monté VerLoren, zonder hoofdelijke stemming erdoor gekregen. Dinsdag ben ik weer aan bod; wijziging Stoomwet en Arbeidsgeschillenwet. Tegen beide wetten is groote oppositie in den lande; ik kon ze wel eens aan mijn pantalon krijgen. ’t Zou de eerste keer zijn dat ’n wetsontwerp van me verworpen werd! We zullen zien. De Stoomwet kan me niets schelen: dat is ’n zuiver fiscale wijziging op verzoek van Finantiën. Eigenlijk zou De Geer ’t moeten verdedigen. Maar de Arbeidsgeschillenwet zal ik met warmte verdedigen. Deze week ’n conferentie met De Geer gehad over de woningpolitiek in 1923. We zijn ’t vrijwel eens geworden als … hij onder invloed van Trip, die blijkbaar vond dat hij teveel toegaf, niet terugkrabbelt. Over eenige dagen weer ’n conferentie met hem over de werkloosheidspolitiek. Ik hoop dat we ’t daar ook eens over zullen worden. Anders komt ’t tot ’n conflict. En ’t gekke is: ’t kabinet kan ons geen van beiden missen: gaat hij er uit, dan krijgen wij ’t odium, dat we minder willen bezuinigen dan hij; ga ik eruit, dan krijgen zij ’t odium, dat ze blijkbaar toch de kant van reactie uitgaan. In beide gevallen kan ’t heele kabinet wel aftreden! Dus, we moeten ’t wel eens worden. [46] De voorgaande passage tussen teksthaken is in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |