vorige (18-9-1922) | | volgende (22-10-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 28/09/1922 donderdag 28 september 1922 Dinsdag 19 september is de zitting der Staten-Generaal geopend, niet met een troonrede van de koningin – zij kwam pas woensdagavond uit Scandinavië terug – maar met een openingsrede. We gingen eerst per auto naar ’t Noordeinde, waar we door Boreel en Van Hardenbroek ontvangen werden. Vandaar reden we in de hofrijtuigen plechtig naar de Staten-Generaal. ’n Kalme, koude plechtigheid! De openingsrede is vrij ongunstig ontvangen. Mooi was ze zeker niet: heelemaal stijl Kan, dus dor en saai. Maar ook de inhoud is blijkbaar niet meegevallen. Maar ’t blijkt niet, wat men dan wèl verwacht had. Donderdag gezamenlijk naar Het Loo voor de beëediging. Weer werden we door Boreel ontvangen en begonnen met een ‘noenmaal’ dat uitstekend was. Daarna gezamenlijk door de koningin beëedigd. Eerst maakte ze met ieder van ons een praatje. Bij mij begon ze: ‘En u is weer naar Limburg geweest. Goed geamuseerd?’ Ik vertelde van onze autotocht door Duitschland langs Moezel en Rijn en over Nassau en Dietz naar Limburg an der Lahn. ‘Ja, dat ken ik, dat is ’n mooi land.’ Na afloop bleven we een sigaar rooken, terwijl de koningin de twee nieuwe ministers, Westerveld en Van Swaay, afzonderlijk ontving. Om half zeven waren we weer terug. Maandag 25 september was ik vier jaar minister. Waar is de tijd gebleven?! Hij zal thans nog veel sneller omgaan. ’t Is akelig druk. Elken dag drie à vier conferenties. Ik ben van plan voorloopig elken woensdagmiddag een conferentie te houden telkens met vertegenwoordigers uit één industrie. Woensdag aanstaande de eerste: schoen- en lederindustrie. En zoo verder: scheepsbouw, metaalindustrie, sigarenindustrie, chemische industrie, enz. Ik wil zóó op de hoogte komen, wat er bij de menschen leeft en vooral mijn goede wil toonen om de belangen der industrie naar vermogen te bevorderen nu ‘Handel en Nijverheid’ bij mijn departement komen. |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |