Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

27/04/1892

27 april 1892

’k Begin te merken, dat mijn dagboek reeds vrij volumineus wordt! Nu, de laatste weken dragen daar niet veel schuld aan!

            Thans heb ik weer iets heel bizonders: ’k zou gisterenavond juist eens flink wat Middelnederlandsch gaan studeeren, toen mij een brief werd gebracht – uit Amsterdam – maar niet van Phons (’k heb er pas een van zestien pagina’s van hem ontvangen!), ook niet van de Jumbo’s, maar … van Eygenraam.

            Jammer, dat ik dien brief niet bij de hand heb, ’k heb hem namelijk juist aan mijn heerbroer opgezonden: hij heeft zich zoo geïnteresseerd over mijn polemiek en mij door ’t toezenden van een citaat uit de Opuscula van Thomas zoo heerlijk geholpen, dat ik hem waarlijk wel op de hoogte mag houden van ’tgeen er verder voorvalt.

            Die brief echter kwam in ’t kort hierop neer: ’t stuk is wat lang, toch moet het gedrukt worden: gij hebt de zaak glorieus gewonnen. Daarom, zend het òf aan een tijdschrift òf laat het mij verkorten of doe [p. 165] dit zelf.

            Ziedaar in een paar korte trekken den geheelen brief, dien ik over eenige dagen wel eens zal overschrijven. Met mijn antwoord aarzelde ik natuurlijk geen oogenblik: ik heb den eerwaarden redacteur van De(n) Tijd  verlof gegeven naar hartelust te snoeien, als de zaken maar behouden blijven. Jammer, dat ik geen klad van mijn stuk heb: ’t is in haast geschreven en mijn oorspronkelijke aanteekeningen lijken er maar heel weinig op. ’k Zou anders eens kunnen zien wàt ik eigenlijk had moeten schrappen! ’k Ben benieuwd of pater Van den Elsen nog antwoorden zal!

            Ik eindig vandaag met de mededeeling, dat mijn biechtvader, pater Godett, vandaag afscheid is komen nemen: hij vertrekt naar Rotterdam. ’k Zal dus thans mijn vijfden biechtvader moeten zoeken.[14] Vóór ik naar Katwijk ging, was ik bij niemand anders nog geweest als bij pater Voss, op Katwijk ging ik eerst bij pater Van Hooff en toen deze directeur geworden was, bij pater De Bondt. Onderwijl was ik onder de vacanties bij pater Godett. Het spijt me geweldig, dat hij heen gaat! [p. 166]

[14] De voorgaande twee zinnen zijn in het manuscript met balpen doorgehaald.

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)