vorige (20-11-1895) | | volgende (5-12-1895) | kalender |
dagboekcahier 4 25/11/1895 maandag 25 november 1895 Dat is ’n heerlijk dagje geweest, gisteren: Eduard Brom is den heelen dag bij me geweest! lieve hemel, we hebben heel wat afgepraat! juist ’n wijzertje rond! Bijna den heelen dag over Kunst. Dat is iets heerlijks voor me: hier kan ik daarover met niemand praten; vroeger met Jaap, maar nu ik in ’n andere faculteit studeer, zie ik hem maar weinig. Maar toch nog over wat anders ook: Brom begon zelf over Lize. Toen heb ik hem heel rondweg gevraagd of hij me, als Lize bij mevrouw Van Bree gelogeerd was, daar niet een introductie kon verschaffen. We hebben er lang en breed over zitten praten en de conclusie was, dat dat toch niet veel zou geven: ik zou haar zien, maar niet alleen spreken. Maar toen kreeg ik ineens ’n heel ander idee. Domkop die ik ben, dat ik daar niet eer aan gedacht heb! ’t Is zoo: als Lize daar gelogeerd is (en dat gebeurt bijna elken winter) dan schrijf ik haar heel gewoon een brief, waarin ik precies zeg hoe de zaken staan: wat ik aan Willem gezegd heb, wat zijn antwoord was, de onmogelijkheid [p. 909] om haarzelf te spreken, enz. Tenslotte deze vraag: dat zij dien brief voor eenieder geheim zou houden en mij alleen antwoorden als zij òfwel geen hoop wilde geven, nu niet en later niet, òfwel als zij vond, dat ik iets anders moest doen dan lijdzaam afwachten tot ik gepromoveerd was of dat Willem me bij de familie wilde introduceeren; antwoordde ze niets, dat ik dat dan op zou vatten als een stilzwijgende goedkeuring van mijn houding, doch tevens als een wenk: er is hoop. ’t Is ’n gevaarlijk spelletje: ik weet absoluut niet hoe ze ’t op zal vatten. Laat ze dien brief bijvoorbeeld thuis zien, o wee! dan vrees ik het ergste. Ik geloof wel, dat haar mama me dat brievenschrijven erg kwalijk zou nemen; en Willem!! Lieve hemel, wat zal ie boos zijn! Ik beschouw ’t dan ook als ultimum remedium, ik zal eerst nog eens trachten Willem te vermurwen. Geeft hij dan nóg niets toe en blijft hij alles voor zijn mama en Lize verzwijgen, welnu, dan is ’t zijn schuld, dat ik ’t op ’n andere manier beproef. Alleen ... als Lize er maar niet boos om is! Ofschoon, ... als zij mij zoo’n briefje stuurde, zou ik toch heusch niet boos op haar zijn!!!! [p. 910] |
uit: Dagboek IV (20 april 1895 – 8 maart 1903) |