Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

26/01/1921

woensdag 26 januari 1921

De conferentie met de vijf vakcentrales heeft gisteren geduurd van half drie tot zes uur. ’t Is bijzonder goed gegaan. Eerst besprak ik: wat kan er gedaan worden om de werkloosheid te verminderen en te voorkomen? Ze wisten er ook niet veel raad op. De sociaal-democraten meenden: doorzieken en onderwijl de werkloozen steunen. De katholieken en christelijken: commissies in ieder bedrijf benoemen van arbeiders en werkgevers, die dan voorstellen moeten doen, en daarboven één centrale commissie, door de regeering benoemd. Dit debat duurde tot over vijf. Toen de tweede vraag: hoe moeten de werkloozen gesteund worden. Ik deelde mee wat ik doen wilde. Ik geloof, dat ’t de lui meeviel! Alleen hadden ze hevig bezwaar, dat de sigarenmakers en diamantbewerkers erbuiten bleven en dat voor hen de steuncomités van Binnenlandsche Zaken doorgingen. Vooral dat die steuncomités niet onder Arbeid, maar onder Binnenlandsche Zaken ressorteerden bleek ’n groot bezwaar.

            Ik kwam om half zeven thuis, om half acht  zat ik met Lize in de schouwburg, waar de Gijsbrecht van Aemstel werd opgevoerd. De koningin was er ook. Lize vond ’t leuk, dat ze de hofdames nu allen herkende.

            Gisterenmiddag sprak ik Wittert van Hoogland, lid van de Eerste Kamer en zeer op mijn hand. Ik vroeg hem wat de katholieke club voor booze plannen tegen me voedde? Hij zei, dat ’t alleen over de Arbeidswet ging; de oppositie ging uit van de vijf grootindustrieelen: Jurgens, Blomjous, Van Loon, enz. De anderen, behalve hij, waren ’t ermee eens! Over de finantiën en over onderwijs was heelemaal niet gesproken. Is dit Ruijs dan verkeerd overgebracht of heeft die ’t er maar bij gefantaiseerd??

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)