Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

27/06/1940

donderdag 27 Juni 1940

In tien dagen teekende ik niets op en toch, hoe ontzettend veel is er gebeurd. Frankrijk heeft gecapituleerd en met Duitschland en Italië een wapenstilstand gesloten op harde voorwaarden. Thans gaat de eindstrijd tusschen Engeland en het vereenigde Duitschland-Italië. Onderwijl gaat hier de ontwikkeling van den toestand voort in snellen vaart. De Nationaal-Socialistische Beweging treedt steeds meer op den voorgrond, gesteund door den Duitschen bezetter. Dit wekt, vooral wegens de nog steeds in omloop zijnde verhalen over door N.S.B.-ers gepleegd verraad, scherpe reactie bij de bevolking. Daarnaast tracht het Nationaal (vroeger: Zwart) van Arnold Meijer steun te verkrijgen vooral van de katholieken, bewerende, dat de  Duitschers dit gaarne zouden zien, omdat ze eigenlijk liever de Nationaal-Socialistische Beweging opzij zouden schuiven. Onderwijl worden er pogingen aangewend een nieuw Nationaal Front te vormen. Zoo was er gisterenavond een vergadering in ’t departement van Onderwijs, waar de groep Woudschoten – vooral christelijk-historischen, maar waarbij ook enkele katholieken zijn aangesloten – [trachtte] een nationale groepeering te vormen, staande buiten de partijen, die men reeds als afgedaan beschouwt, die de uiterste groepeeringen opzij zou willen dringen door namens de groote meerderheid der Nederlanders bij de Duitsche overheid op te treden. Weer daarnaast wordt een gelijke poging aangewend door eenige leden van zeer verschillende politieke partijen. Nog weer daarnaast is, naar men zegt, Colijn bezig eenige mannen van niet al te scherpe politieke kleur rondom zich te verzamelen, om dan met een manifest als redder des vaderlands te kunnen optreden. Maar zijn schandelijk Standaard-artikel tegen de koningin en het kabinet-De Geer zal hem daarbij leelijk in den weg zitten. Hij zou reeds een onderhoud met Seyss-Inquart gehad hebben. Onderwijl gaat de studiecommissie uit de Actie ‘Naar de Nieuwe Gemeenschap’ voort met het opstellen van een  staatkundig en sociaal-economisch en cultureel program, dat dan bij eventueele besprekingen door ons gebruikt zou kunnen worden.

Deze veelheid van pogingen heeft tot gevolg, dat ik elken dag verschillende personen bij me krijg om me te raadplegen. Zoo mr. Verschuur, die echter al te bang is om krachtige leiding te kunnen geven, pater Stokman, die bij de Woudschoten-conferentie aangesloten is en tevens secretaris is van de studiecommissie ‘Naar de Nieuwe Gemeenschap’, mr. van Meeuwen, voorzitter van St. Adelbert, die ook bij Woudschoten aangesloten is, de beide heeren De Vilder uit Amsterdam, bij wie men aangeklopt had om geld voor de Nationaal Front-beweging, jhr. mr. O. van Nispen was twee maal bij me, omdat Schlichting, hoofdredacteur van De Tijd, hem aangezocht had om deel te nemen aan een bespreking, welke blijkbaar ook beoogde een Nationaal Comité in ’t leven te roepen. Gisteren kwam ook Vervoort, hoofdredacteur van een krant in Eindhoven, bij me, om te betoogen, dat ik de aangewezen, door alle partijen vertrouwde man zou zijn, om ’t initiatief te nemen tot de oprichting van een centraal, leidinggevend, comité. Iederen avond ben ik doodmoe van al die besprekingen, waarvan echter het goede is, dat ik van alles wat er gaande is, op de hoogte kom. Mijn idee is het daarheen, door  het geven van raad, te leiden, dat al deze naast elkaar loopende pogingen tot elkaar gebracht worden. Ik acht ’t niet volstrekt onmogelijk, dat als er een Nationaal Comité zou optreden, dat 60 procent der bevolking achter zich had, de Duitschers dat comité als representatief zouden willen erkennen.

            Rest echter de moeilijkheid, dat wij geenerlei contact met de koningin hebben. Toch zou zij mijns inziens erin gekend moeten worden, wanneer we tenslotte iets positiefs zouden willen ondernemen. Ik vrees nu, dat, als zij hier eens terugkomt, zij volkomen vreemd tegenover dit alles zal staan. Ze ondergaat nu al te zeer den invloed harer Engelsche omgeving. Dit geldt ook voor prins Bernhard. Hij heeft eergisteren voor de Engelsche radio een rede gehouden – een scheldpartij bijvoorbeeld op Hitler – welke dit bewijst. Hij deelde ook mee, dat bij een Duitsch officier ’t bevel gevonden was, dat de koningin en heel het koninklijk huis gevangen genomen moesten worden en naar Berlijn vervoerd. Als ’t waar is, is ’t wel heel kras en zou dit de uittocht naar Engeland verklaren.

            Maar nu, tot slot, iets goeds: steeds meer indirecte berichten krijgen we van An en Frans en de kleinkinderen. Ze maken ’t allen goed en vertoeven in een dorp bij Bordeaux. Er wordt nu hard aan  gewerkt ze weer te doen repatrieeren. Dinsdag is een comité uit Breda vergezeld van twee Duitsche hooge officieren naar Parijs vertrokken om de ± 400 vluchtelingen, die in of bij Bordeaux vertoeven, weer naar Breda terug te brengen.

            Dinsdag hebben we de laatste vergadering van den Raad van State gehouden. De laatste; immers, er is een Verordnung verschenen, maandag jongstleden, waarbij aan den Raad van State alle grondwettelijke en wettelijke bevoegdheden voorshands werden ontnomen. Alleen de afdeeling Geschillen van Bestuur blijft doorwerken. Nu werd mondeling door collega Kan namens ’t college van secretarissen-generaal meegedeeld, dat verwacht werd, dat de leden die niet in die afdeeling zitten, terstond ontslag zouden vragen; zoo niet, dan zouden ze ’t ongevraagd tegen 1 juli krijgen! ’t Is erger dan grof. ’t Geldt Hasselman, Schokking, Rambonnet en Muller Massis, menschen dus met een langen staat van dienst, waarvoor je je hoed moogt afnemen. En nu – door dit college van ambtenaren – à bout portant over boord geworpen als oud vuil! Ik blijf, als lid der afdeeling Geschillen van Bestuur, maar ware ’t niet zoo, ik zou niet, gelijk zij nu doen, ontslag hebben gevraagd, maar me dan liever maar hebben laten ontslaan. Dit lijkt me in casu minder oneervol dan het gevraagd eervol ontslag.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)