vorige (20-10-1912) | | volgende (3-11-1912) | kalender |
dagboekcahier 5 27/10/1912 zondag 27 october 1912 Hoe schitterend is deze week onze Katholieke Sociale Actie-meeting verloopen! De groote zaal van de gehoorzaal was stampvol! Zeker wel 1100 menschen. ’t Resultaat is: meer dan 300 donateurs gaven zich op. Er waren er tot heden in Leiden maar 60! Het kamerdebat over de invaliditeits- en ouderdomsverzekering gaat nog lustig voort. We zijn altijd nog aan den eersten termijn. ’t Is voor mij een raadsel dat mijn rede zoo ingeslagen is! Zelfs Troelstra sprak er met hem anders geheel ongewone waardeering over. Ik had gehoord dat hij dit in een particulier gesprek had gedaan. Dat was meer gebeurd. Toen ik op 22 mei mijn groote rede over de ziekteverzekering hield, interrumpeerde Duys. Troelstra zei hem toen: ‘Hou je stil. Dat is een mooie redevoering, ’t is een mooi stuk werk. Hij is de eenige die een afgerond systeem weet te ontwikkelen.’ Maar nu zei hij in ’t openbaar (Handelingen 25 october 1912, blz. 237): ‘Dit is wel duidelijk dat, zooals ook thans weer de discussiën zijn geloopen, de voorstanders van staatspensioneering op geen enkel punt in hun overtuiging zijn geschokt. Ik wil gaarne erkennen dat de heeren Aalberse en Rutgers, daarbij helaas geholpen door een van de leden der linkerzijde, den heer Treub, hun uiterste best hebben gedaan, en lang niet zonder talent, om hun stelsel te verdedigen. Wij hebben den heer Aalberse nog nooit zoo goed gehoord, alleen is het jammer dat men dit moet zeggen van speeches die in de verkeerde richting werken, zoodat men slechts een literarisch en technisch genot heeft gesmaakt. De rede van den heer Aalberse was van zijn standpunt een knap stuk werk.’ Ik bloosde erbij! De volgende week replieken. Als ik maar eenigszins kan, hoop ik nog eens flink van wal te steken. Ik heb prachtig materiaal bij elkaar om de Unie-liberalen en Vrijzinnig-Democraten nog eens flink in den hoek te duwen met hun plotselinge bekeering tot de staatspensioneering! Maar – bij replieken is ’t altijd eenigszins onaangenaam spreken. Nog steeds geen Jantje!! …[12] [12] Deze zin is in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915) |