Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

28/07/1921

donderdag 28 juli 1921

Een groote audiëntie vanmiddag, een goede twintig menschen. En dat met deze warmte! Enfin, ik ben er nu tot september af. Thuis komende werd ik door Ria verrast met de mededeeling, dat ze geslaagd is voor haar Mulo-eindexamen. Gelukkig! Er zit een schrijfster in haar. Ik denk haar nu onder mijn leiding te vormen; ze moet dan nog wat talen doorstudeeren.

            De crisis is uit. We zijn weer ‘ingehuurd’. Vannacht om twaalf ging de benoeming in van Van Dijk en De Geer, respectievelijk als ministers van Oorlog en Finantiën. Maandag om half vijf deelde Ruijs ’t ons mede. Tenslotte was alles heel vlot gegaan. Om vijf uur hadden we ministerraad, waarin Pop ook aanwezig was. De Vries was kwaad weggebleven. Pop hield zich goed, op een speech van Ruijs gaf hij een waardig antwoord, zonder dissonant. Ik hoop er nu ’t beste van. Maar geheel gerust ben ik er niet op. Er zijn nog tal van moeilijkheden. Doch, geen ellende voor den tijd.

            Morgen nog ’n drukke dag; verschillende conferenties, ministerraad, enz. Doch zaterdag één uur sluit ik de zaak tot 1 september! Ik ben van plan nu eens goed vacantie te houden. ’k Ga ’n zeer moeilijk jaar tegemoet; ik wil er ook physiek goed voorstaan. En dan, laat ze maar opkomen!

            Eergisteren kwam de directeur van het Kabinet der Koningin bij me, in opdracht van  H.M. Ze had van Ruijs ’n groot rapport gekregen over de buitenlandsche kinderen in ons land; zij vroeg of ze ’t mij in handen mocht stellen en of ik haar dan eens wilde zeggen, wat ik ervan dacht. Ik kon moeilijk weigeren, maar kom er weer in een moeilijk parket door! Ik zal ’t maar laten liggen tot september. De koningin gaat 3 augustus voor drie weken ’t land uit en zal eerst 1 september hare werkzaamheden hervatten. Onderwijl zal zij wel niet aan mij of ’t rapport denken!

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)