Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 9

28/07/1923

zaterdag 28 juli 1923

Vandaag zouden we, tot 6 augustus, naar Heerlen zijn gegaan helaas! Ik zit in mijn pyjama aan mijn  schrijftafel! Nog steeds die nare steenpuisten! Ik heb er nu vijf groote en een goede twintig kleintjes gehad. De nieuwe worden steeds kleiner. Ik ben dus wel op den goeden weg. Maandag kon ik zelfs niet meer zitten. Ik ben een paar dagen te bed gebleven. Dat heeft me blijkbaar goed gedaan.

            Jammer: 21 juli waren we 25 jaar getrouwd! Enfin, ik heb me goed gehouden. Hoewel ik veel pijn had, ben ik ’s morgens mee naar de kerk gegaan, waar om acht en negen uur de H. Missen voor ons en de overleden familieleden waren. De pastoor wilde absoluut een plechtige hoogmis. Lies was ertegen, ze wilde alles zoo eenvoudig als maar mogelijk was. Het Centrum wilde onze portretten geven; ze wilde er niet van weten. Zoo was ’t weinig bekend. Toch ’s middags nogal bezoek en vele telegrammen en bloemen, van familie en vrienden veel zilver. Van de hoofdambtenaren van mijn departement ontving ik een prachtigen bronzen lamp, voor op mijn schrijftafel, opgemaakt als bloemstuk: prachtige rozen. Het ging vergezeld van een mooie brief, waar ik zeer mee in mijn sas was. ’s Avonds hadden we een dinertje op Oud-Wassenaar, uitsluitend voor de kinderen. ’t Was erg gezellig en vroolijk.  Om half één waren we weer thuis en om twee uur gingen we naar bed. Ze hadden een zeer geestige krant opgesteld ‘De zilveren dag’. Lies en ik waren van plan geweest om ’n paar dagen op Oud-Wassenaar te blijven logeeren. Ook dat moesten we afbestellen vanwege de steenpuisten.[3]

            Colijn heeft in beginsel aangenomen om minister van Finantiën te worden. Hij wil 100 millioen op de begrooting wegwerken: tien millioen bezuiniging op Oorlog, 20 millioen door verschuiving van de annuïteiten der sociale verzekering (wat ik al twee jaar lang aan Finantiën heb voorgesteld, maar waarvan De Geer en Trip niets wilden weten), 20 millioen door vertraagde aflossing der oorlogsleeningen en 50 millioen door indirecte belastingen. Zoo komen we ook de zuidelijke fabrikanten eenigszins tegemoet. De volgende week zouden we weer vergaderen. Ik hoop er dan weer bij te kunnen zijn!

[3] De voorgaande passage vanaf het begin van de dagboekaantekening van 28 juli is in het manuscript met potlood doorgehaald.

uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932)