vorige (7-11-1931) | | volgende (8-12-1931) | kalender |
dagboekcahier 9 29/11/1931 zondag 29 november 1931 Wat kan er in veertien dagen veel gebeuren! Als ik erop terug zie, sta ik er zelf paf van. Die twee weken behooren tot de moeilijkste, maar ook tot de mooiste in mijn leven! Op 11 november heb ik kort gerepliceerd. Druk had ik met de kamerfractie vergaderd en al mijn overredingskracht aangewend om tot eenheid van handelen te komen. Maar het antwoord van Ruijs had teleurgesteld. Nu waren niet alleen Van Poll, Suring en Guit, maar ook Kuiper, Van der Meys en Moller tegen het kabinet. Ik had nog met Ruijs druk onderhandeld en nog verschillende concessies van hem losgekregen. Tenslotte bleven nog alleen Van Poll, Guit en Van der Meys tegen. Zoo moest ik mijn repliek houden. Donderdag was de stemming over de motie-Marchant, die over ’t lot van het kabinet feitelijk zou beslissen. Eindelijk had ik al [de] schapen bij elkaar. Gesloten zouden we tegen de motie stemmen. Alleen de vrijzinnig- en de sociaaldemocraten stemden ervoor. Het kabinet was gered! In de katholieke pers bleek groote tevredenheid over dit onverwachte resultaat. Alleen Het Huisgezin en de Volkskrant, benevens de vakbladen, inzonderheid van de ambtenaren en onderwijzers, gaven felle kritiek. Zaterdag 14 november werd ik met algemeene stemmen tot voorzitter van den Hoogen Raad van Arbeid (vacature Nolens) gekozen. Het voorstel daartoe ging uit … van de werkgevers en werd terstond ondersteund door de arbeiders. Onderwijl had ik ’t druk met allerlei ander werk. Behalve commissievergaderingen, maandag 16 november om 11 uur te Amsterdam vergadering van de commissie voor de exportkredieten, interessant maar saai, ’s avonds om half acht weer zitting van het Centraal College voor Medisch Tuchtrecht, waar een klacht tegen een vroedvrouw moest behandeld worden. Woensdag 18 november een vergadering van de arbitragecommissie in een geschil tusschen het R.K. ziekenhuis en de gemeente Tilburg. Maandag 23 november weer een arbitrage te ’s-Bosch tusschen een uitgever en den schilders-patroonsbond. Maar ’t ergste was: vrijdag en zaterdag 27 en 28 november: partijraad! Daarvan ben ik nu ambtshalve voorzitter. Ik begon vrijdagmiddag om vijf uur met een herdenkingsrede over dr. Nolens. Ik heb drie kwartier voor de vuist gesproken. Daarom sloeg het goed in en kwam er tevens een goede atmosfeer in de zwaar geladen vergadering. Uit de vergaderingen der kieskringen, waarin de agenda van den partijraad behandeld was, was reeds gebleken, hoe fel overal door ambtenaren, onderwijzers en arbeiders gefulmineerd was tegen de katholieke kamerfractie wegens het stemmen tegen de motie-Marchant. Die ontstemming zou dus in den partijraad loskomen. Ik heb die uitbarsting niet afgewacht, maar begon zaterdagochtend om tien uur de vergadering met een groote politieke rede over den geheelen politieken en economischen toestand. Ook die rede heb ik geheel geïmproviseerd. Daarom kon ik mijn gehoor zelf onderwijl zien. En nu was ’t verwonderlijk, zooals, naarmate ik verder sprak, verschillende booze gezichten zich langzaam ontspanden. En toen ik eindigde, bleek uit het juichend applaus, dat ik de zaak gewonnen had. Ik heb heel eenvoudig, zonder eenige oratorie, maar volkomen openhartig gesproken. Ik zàg het erin gaan! Toen gaf ik, in strijd met het reglement dat verbiedt politieke vragen anders dan acht of veertien? dagen schriftelijk tevoren te stellen, wegens de zeer bijzondere omstandigheden, gelegenheid opmerkingen te maken en vragen te stellen. Er kwamen maar vijf debaters op. De eerste was Heemskerk, een gemeentewerkman uit Leiden, die reeds den geheelen vorigen avond en tijdens de eerste helft van mijn rede vreeselijk norsch-nijdig had zitten kijken. Ik dacht: nu breekt ’t onweer los. Tot mijn grenzelooze verbazing verklaarde hij, dat mijn rede hem volledig ingelicht en volkomen bevredigd had. Hij stelde voor haar in 1 millioen exemplaren te drukken en gratis in ’t land te verspreiden, ook onder niet-katholieken! De tweede debater Van den Broek, een ambtenaar uit Amsterdam, sloot zich geheel bij hem aan: hij verklaarde, dat hij nu eerst alles begrepen had en hij keurde de handelwijze der katholieke kamerfractie volledig goed; ware hij kamerlid geweest, hij zou ook met ons mee gestemd hebben. Enzoovoort! Ik zat paf van dit groote succes! Nadat ik tenslotte de vijf debaters had beantwoord – ze hadden nog eenige vragen gesteld – en besloot met aan te dringen op het behoud van de eenheid in de Katholieke Staatspartij, omdat dit juist in een moeilijken tijd als wij nu beleven, een belang was voor het geheele Nederlandsche volk, brak er een applaus uit, dat in een ware ovatie oversloeg! Ik was er beduusd van. Maar in mijn hart was ik innig dankbaar. Velen hadden deze bijeenkomst van den partijraad, juist op dit moment, met groote bezorgdheid tegemoet gezien. ’s Morgens kreeg ik een brief van mgr. Aengenent, die me schreef, dat hij dien morgen de H. Mis voor me zou opdragen, opdat de eenheid mocht behouden blijven. Ze is versterkt geworden! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |