vorige (29-7-1935) | | volgende (3-8-1935) | kalender |
AA, inv. nr. 1230 30/07/1935 dinsdag 30 juli 1935 Hedenmorgen werd ik voor negen al opgebeld, door Goseling; hij had een telegram ’s morgens om half zeven van Colijn ontvangen, of hij om half tien bij hem wilde komen. Hij begreep niet, wat dat kon beteekenen. Ik heb hem toen maar nader ingelicht en hem gezegd, dat Colijn hem wel eerst zou willen vragen voor Defensie, maar dat hij dat moest weigeren en dat hij hem dan wel voor Justitie zou vragen, en dat hij dat naar mijn meening dan moest aannemen, mits natuurlijk het regeeringsprogram voor ons acceptabel was. Het viel hem rauw op het lijf, maar, gelijk ik reeds verwacht had, stond hij daar toch niet geheel afwijzend tegenover. Om half tien was hij bij Colijn. Het onderhoud duurde anderhalf uur. Onmiddellijk na afloop daarvan kwam hij bij mij, om verslag uit te brengen. Ik had onderwijl het bestuur van de katholieke kamerfractie tegen vier uur ’s middags telegrafisch opgeroepen. Goseling deelde mij mee, dat het onderhoud met Colijn was verloopen zooals ik hem voorspeld had. Hij had hem eerst Defensie aangeboden, waarvoor hij bedankt had. Daarna stelde hij hem de portefeuille van Justitie in het vooruitzicht. Goseling zei daarover eerst te willen denken, wanneer er tusschen het kabinet en de katholieke kamerfractie overeenstemming was gekomen over het regeeringsprogram. Colijn las hem toen voor, wat hij ook mij voorgelezen had. Ook op Goseling maakte dit een plausibelen indruk. Hij stond alleen, evenals ik, verbaasd dat Colijn in zoo korten tijd veranderd was. Het stuk dat hij hem voorlas en waarvan hij hem een afschrift gaf, luidde als volgt: De hoofdlijnen van den kabinetsarbeid moeten gericht zijn op den economischen opbouw van het land in verband met de gewijzigde internationale verhoudingen. Zoo nauw mogelijke samenwerking tusschen moederland en koloniën is daarbij één der voorwaarden om te kunnen slagen. De industrialisatie volgens de lijnen door prof. G[elissen] aangegeven, zal krachtig worden gesteund. Een vestigingswet voor de industrie is daarvoor noodig en zal worden ingediend teneinde de leiding der overheid bij de industrieele ontwikkeling een verzekerden grondslag te verschaffen. Teneinde den minister van Economische Zaken de gelegenheid te schenken zijne onverdeelde aandacht te wijden aan zijne industrieele plannen en aan de handelspolitieke aangelegenheden, zal voor den Landbouw c.a. een afzonderlijk ministerie in het leven worden geroepen. Doorlopend zal het oog moeten worden gehouden op de mogelijkheden tot verdere verlaging van productiekosten. Daarbij wordt intusschen vastgelegd, dat de Grondwet zich tegen een algemeene verlaging van hoofdsommen verzet. Met den aanleg van openbare werken zal – zoo mogelijk in versneld tempo – worden voortgegaan. Inzake de defensie zijn, met het oog op den internationalen toestand in Europa en Azië enkele bijzondere voorzieningen noodzakelijk. In verband met den toestand van ’s lands financiën – die groote zorg eischt – zullen deze voorzieningen beperkt moeten worden tot het strikt onvermijdelijke, zoo mogelijk tot stand moeten komen door bezuiniging op min noodige onderdeelen en in elk geval slechts een bescheiden verhooging van uitgaven mogen veroorzaken. Tenslotte deelde Colijn mee, dat hij vanavond om half negen bij de koningin moest komen en dat hij daarom voor acht uur het antwoord van Goseling zou willen ontvangen. Om elf uur had hij ministerraad en zou daar de zaak verder bespreken. Om vier uur kwam het bestuur van de katholieke kamerfractie bijeen, met de katholieke leden van de commissie van voorbereiding van het bezuinigingsontwerp: Teulings, Van Poll en Suring. Ruijs had mij getelefoneerd, dat hij verhinderd was te komen. Goseling had mij opgebeld, dat hij om drie uur verzocht was bij Deckers te komen, zoodat hij vermoedelijk wel iets later zou arriveeren. Dit hinderde niet, omdat ik natuurlijk moest beginnen met aan het bestuur een overzicht te geven van mijn mislukte kabinetsformatie en van hetgeen daarna gebeurd was. Mijn mededeeling, dat ik aan Colijn gezegd had, dat er twee dingen noodig waren, vooreerst een gewijzigd regeeringsprogram, waarmee de katholieke kamerfractie zou kunnen instemmen en ten tweede bovendien een zoodanige reconstructie van het kabinet, dat daardoor bij ons het geschokte vertrouwen zou kunnen worden hersteld, en dat ik meende dat dit inderdaad het geval zou zijn, wanneer Goseling aan Justitie kwam en ook aan Sociale Zaken een katholiek kwam, als bijvoorbeeld Henri Hermans – deze mededeeling werd met algemeene instemming[22] begroet. Juist was ik zoover gekomen, toen Goseling binnenkwam. Hij vertelde dat het heele plan weer in duigen was gevallen. Om drie uur was hij naar Deckers getogen, bij wien ook Gelissen aanwezig was. Dezen hadden getracht hem over te halen de portefeuille van Defensie te aanvaarden. Hij had dit geweigerd, vooreerst omdat hij er geen zin in had, maar vervolgens – wat hij bij hem zwaarder woog – omdat daardoor niet het vertrouwen zou worden hersteld. Daarna was hij naar Colijn gegaan, om hem mee te deelen, dat hij de portefeuille van Justitie in beraad zou willen nemen, maar dat hij voor definitief te beslissen eerst moest weten, hoe het regeeringsprogram zou luiden en vervolgens, wat de meening van de katholieke kamerfractie was. Colijn deelde hem toen mede, dat ’s morgens in den ministerraad gebleken was, dat Van Schaik heelemaal geen zin had om af te treden. Hij had nu met hem 2½ jaar gewerkt en kon er dus niet toe besluiten om hem uit de combinatie te stooten. Beschikbaar was dus alleen de portefeuille van Defensie, daar aan Sociale Zaken een Vrijzinnig-Democraat zou komen. Er was echter geen haast bij, want op het oogenblik was Defensie nog niet vacant, daar eerst bij Koninklijk Besluit het nieuwe departement van Landbouw zou moeten worden ingesteld. Hij had dus 14 dagen bedenktijd. Daar Goseling het op prijs stelde eerst de meening van het bestuur te hooren, zei hij niet onmiddellijk neen, maar beloofde zoo spoedig mogelijk een antwoord te zullen geven. Na deze mededeeling was de eenstemmige meening van het bestuur, dat deze oplossing onvoldoende moest worden geacht en gezamenlijk stelden wij toen op het volgende schrijven, dat Goseling aan Colijn zou richten. Er zou voor gezorgd worden, dat Colijn dit stuk voor zeven uur ontving, zoodat hij, wanneer hij om half negen naar de koningin ging om de kabinetsopdracht te aanvaarden, hij wist, dat de zaak met de katholieke kamerfractie niet in orde was. Dit schrijven luidde als volgt: Het is mogelijk gebleken, met medewerking van den voorzitter, professor Aalberse, nog heden een bespreking te hebben met het bestuur onzer fractie, omtrent de vraag, die Uwe Excellentie mij bij ons onderhoud van hedenmiddag heeft voorgelegd. Afgescheiden van de zakelijke basis voor herstel van een goede samenwerking met de fractie der R.K. Staatspartij, waaromtrent uiteraard heden nog niet meer nauwkeurig kon worden gesproken, is wel duidelijk gebleken, dat een aanvaarding mijnerzijds van de portefeuille van Defensie niet in staat zou zijn het vertrouwen te verzekeren, dat wij met Uwe Excellentie gaarne in ’s lands belang hersteld zouden willen zien. Na het aldus in aansluiting aan onze bespreking gevoerde beraad meen ik goed te doen u nog heden mede te deelen, dat ik mij daarom voor het aanvaarden van de portefeuille van Defensie niet beschikbaar kan stellen. Met de meeste hoogachting, enz. Twee dingen kwamen hierin dus uit: vooreerst dat er eerst overeenstemming zou moeten komen over het regeeringsprogram en ten tweede, dat de aanvaarding van de portefeuille van Defensie door Goseling voor ons niet een zoodanige reconstructie van het kabinet beteekende, dat daardoor het geschokte vertrouwen in het beleid zou kunnen worden hersteld. Om half negen trok Colijn naar den Ruygenhoek, waar hij ongeveer twee uur verbleef. Wat er besproken is, is natuurlijk onbekend. Maar om elf uur werd in de radio officieel meegedeeld, dat Colijn de opdracht tot kabinetsformateur had aanvaard en dat het nieuw op te treden kabinet zou bestaan uit dezelfde ministers als dat, hetwelk ontslag had gevraagd. Slotemaker zou aan Onderwijs komen, Deckers aan het nieuw op te richten departement van Landbouw, Slingenberg, Vrijzinnig-Democraat, kwam aan Sociale Zaken en de vacature aan Defensie zou later worden vervuld. [22] Oorspronkelijk (doorgehaald): ‘stemmen’. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |