Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

31/03/1921

[31 maart 1921][6]

[...] telegrammen, honderden brieven, briefkaarten en kaartjes – Het Centrum gaf zelfs een feestnummer uit, met allerlei bijdragen, van Octave van Nispen, prof. Aengenent, prof. Groenen, Van Dijk, Van Rijzewijk, enz. enz. enz. Ook van prof. Diepenhorst, anti-revolutionair, en … van prof. van der Vlugt, mijn promotor! ’t Meest genoegen deed me ’ t artikel van Van Nispen: in de moeilijkste jaren van de Katholieke Sociale Actie hebben we samengewerkt en elkaar leeren waardeeren. Ook Ariëns schreef ’n warm stuk. Eerlijk gezegd, heb ik ’t nog niet allemaal gelezen. ’t Is me ’n beetje te machtig! Mgr. Callier en mgr. van de Wetering zonden telegrammen, mgr. Diepen een brief.

            Tal van bloemstukken kwamen binnen. Een prachtstuk van ’t departement, maar mooier nog was de brief, die erbij was. Ook van Phons, mijn oude, trouwe vriend uit de Katwijksche dagen en daarna. Verder van verschillende vakbonden. Vele andere werkliedenvereenigingen zonden telegrammen of brieven. Dat ook verschillende werkgevers dit deden, was ’n verrassing voor me.  Ruijs zond me een telegram uit Maastricht. Heemskerk kwam persoonlijk feliciteeren. De andere collega’s wisten ’t niet. Maar dinsdag in den ministerraad kreeg ik een warme ovatie, terwijl Heemskerk een sympathieke speech hield.

            Alles bijeen is ’t een mooie dag geweest, voor mij een groote verrassing. Ik verheug me er vooral over voor mijn vrouw en kinderen. Ze hebben tegenwoordig zoo weinig aan me. Altijd druk, druk, druk. Nooit kan ik eens mee uitgaan. Alleen ’s zondags ben ik thuis; maar dan altijd den heelen dag kranten lezen. Het zien van zooveel en zoovelerlei waardeering van buitenaf geeft hun althans eenige vergoeding.

            Ik heb mijn Paaschdagen gebruikt om eens ’n roman te lezen: Le démon de midi van Paul Bourget. Wat ’n mooi, maar verschrikkelijk boek! Welk een ellendig bestaan moet ’t zijn, zulk een dubbel leven te leiden! De hemel beware voor zulke bekoring!

            Dinsdag, derden Paaschdag, kwam de Eerste Kamer al weer bijeen, om mijn begrooting  te behandelen. Gisteren – woensdag – liep ’t debat al af en werd zij zonder stemming aangenomen! Wat is me dát meegevallen! Waar bleef nu de felle oppositie, die was aangekondigd en ook in ’t voorloopig verslag aan ’t woord was? Er was niets meer van te bemerken. De heeren begonnen al met me allen te komen gelukwenschen met mijn vijftigsten verjaardag. Zelfs de sociaal-democraten bleven niet achter! Ik heb ter beantwoording van de verschillende sprekers een rede van ongeveer anderhalf uur gehouden. Ik heb geheel geïmproviseerd, behalve ’t slot. Ik ben nog zelden zoo goed op dreef geweest. Na afloop kwamen velen me complimenteeren – zoo onder andere de drie groote werkgevers: Jurgens, Van der Lande en Blomjous! Ik heb de gelegenheid waargenomen om tegen Veraart positie te nemen en mijn meening eens te zeggen over ’t bedrijfsradenstelsel, waarmee thans de katholieke partij verontrust en in verwarring wordt gebracht. Ik hoop, dat mijn kalm maar krachtig betoog een even goede uitwerking buiten als in de Kamer moge hebben.

            Uit de pers blijkt, dat mijn rede een goede indruk heeft gemaakt. Het Vaderland van vanavond wijdt er een warm gesteld hoofdartikel aan. Ik ben benieuwd naar de rechtsche pers. Die komt eerst met de laatste post.[7]

Heerlijk, dat ’t gisteren afliep. Ik was na vanmorgen vrij. Piet deed zijn Plechtige H. Communie vanmorgen. Ik kon dus om negen uur mee naar de kerk gaan. Het geheele huisgezin ging ook ter Heilige Tafel. Piet moest na ’t evangelie de geloofsbelijdenis opzeggen. Hij deed ’t kranig en zoo luid, dat ’t tot achter in de kerk te hooren was. Dat deed me echt goed, mijn eenigen jongen zóó en dáár te hooren! Ik kan Onzen Lieven Heer niet dankbaar genoeg zijn, dat Hij ons bij onze vele dochters althans dezen eenen, maar eenigen, jongen heeft geschonken! Hij lijkt op zijn moeder, niet alleen uiterlijk. Dus wordt ’t een brave, flinke kerel! En nu aan ’t brievenschrijven! Dat is de kater van de fuif van zondag! Hoe kom ik erdoor!!

[6] Boven deze bladzijde is met potlood geschreven ’50 jaar’. De datering is afgeleid uit de datum waarop de Eerste Kamer Aalberses begroting behandelde.

[7] Boven de volgende alinea zijn met potlood vier of vijf onleesbare woorden geschreven. De alinea zelf is in het manuscript met potlood doorgestreept.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)