Emigratie1945-1967

 
English | Nederlands

Emigratie uit Nederland als onderwerp van historisch onderzoek

De hoogtijdagen van de Nederlandse emigratie in de twintigste eeuw, de jaren 1950-1960, zijn door verschillende disciplines en vanuit verschillende invalshoeken bestudeerd en beschreven. Sociologen, economen en demografen namen het voortouw. De aandacht ging uit naar de emigranten zelf, hun achtergrond en motieven, het proces van emigratie en hun lotgevallen na aankomst. Ook zijn de economische en demografische effecten van emigratie in de landen van vertrek en ontvangst onderzocht, evenals de hoofdlijnen van het emigratiebeleid. Nederlandse historici hebben tot nu toe relatief weinig belangstelling getoond voor naoorlogse emigratie.1 Het zwaartepunt in de geschiedschrijving over emigratie ligt vooral op de tijd vóór 1945, toen er van doelbewuste overheidsorganisatie nog geen sprake was.


De bestaande historiografie onderkent de complexiteit van het bestuurlijke bestel, maar kent deze vooral van de ‘buitenkant’ en beschouwt deze als gegeven. Het vormgevingsproces dat eraan voorafging en de alternatieven die de revue hebben gepasseerd, hebben amper deel uitgemaakt van de historische analyse. Dat geldt evenzeer voor de wijze waarop het bestel met zijn grote verscheidenheid aan betrokkenen heeft gefunctioneerd in zijn onderlinge samenhang en internationale context. Het project ‘Naoorlogs emigratiebeleid 1945-1967’ kijkt als het ware mee met dit vormgevingsproces en met latere aanpassingsprocessen, die plaatsvonden onder veranderende sociale en economische omstandigheden. Het legt bloot hoezeer de gezichtsbepalers van het bestel, de emigratiecentrales, in aanleg zijn bepaald door het georganiseerde bedrijfsleven en vooral door de agrarische sector. Tevens wordt duidelijk op welke wijze deze belangenbehartigers samen met andere middenveldorganisaties, politiek en wetenschap uiteindelijk hun collectieve besluitvormingsprocessen hebben ingericht.


Doordat emigratie niet alleen werd bepaald door staat en markt, maar ook een private aangelegenheid betrof, belicht het functioneren van het bestel meer dan alleen emigratiebeleid. Het biedt zicht op de zich ontwikkelende overlegeconomie, maar ook op de wijze waarop vrouwenorganisaties en andere vrijwillige verbanden deelname trachtten te bewerkstellingen aan politiek en bestuur in Nederland.

Schrover en Van Faassen, ‘Invisibility’, 3. Enne Koops doorbreekt dit met zijn boek De dynamiek van een emigratiecultuur. De emigratie van gereformeerden. Hervormden en katholieken naar Noord-Amerika in vergelijkend perspectief (1947-1963) (Hilversum 2010). Vgl. Van Faassen, Polder en Emigratie, Inleiding.