Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
L00153
23-01-1963
Actoren
Nota
Samenvatting
Nota betreffende de institutionele problemen van de EEG

Door toetreding tot de EEG hebben lidstaten afstand gedaan van een aantal bevoegdheden. Het gevolg is dat ministers op nationaal niveau geleidelijk aan ophouden de bevoegde en politiek verantwoordelijke bewindslieden te zijn, zoals op het gebied van landbouwbeleid, vrij verkeer van werknemers, handelspolitiek etc. Het probleem is dat de vermindering van bevoegdheden voor nationale parlementen niet gecompenseerd wordt door overeenkomstige overdracht van bevoegdheden aan het Europees Parlement. Ook de controlerende functie in de Gemeenschap is aanzienlijk verzwakt. Dit alles ten voordele van de Raad die steeds meer macht krijgt. Er passeren verschillende oplossingen de revue:
1.) De wetgevende macht en het budgetrecht in de Gemeenschap bij het EP leggen, in samenwerking met de Commissie en het EP rechtstreeks te kiezen;
2.) De Raad behoudt zijn huidige bevoegdheden op wetgevend gebied, maar besluit voortaan na nauw overleg met het EP;
3.) De Raad mag niet van de adviezen van het EP afwijken. De wetgevende macht berust dan bij het EP en de Raad gezamenlijk, vergelijkbaar dus met het Congres van de VS, waarbij de Raad de toekomstige senaat van een Verenigd Europa zou kunnen worden.
4.) Versterking van de bevoegdheden van de EC ten koste van de Raad.
Politiek gezien zijn deze voorstellen echter niet te realiseren. Zaak is dus te blijven waken voor verdere aantasting van de positie van het EP, waarbij de controle voorlopig bij nationale parlementen zal moeten blijven berusten.
Zie ook