Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
8a. EEG en Engeland

Luns heeft in de vergadering van de EEG-ministers van Buitenlandse Zaken verklaard dat elke afgelasting van de onderhandelingen met Engeland als volkomen onaanvaardbaar wordt beschouwd. België en Duitsland hebben zich hierbij aangesloten. De stemming is zeer geïrriteerd. Spaak heeft verklaard dat verdere onderhandelingen met Engeland met een lege stoel van de Franse delegatie juridisch mogelijk is. Marijnen is bang dat een crisis afbraak van de EG kan betekenen. Hij wijst erop dat gemakkelijk gesteld wordt dat de Vijf een gesloten front tegen Frankrijk moet vormen, maar men zal ook erop moeten letten niet in eigen vlees te snijden. Hij vraagt zich ernstig af of deze tactiek wel de juiste is. De Pous daarentegen vindt dat men nu de zwaarste drukmiddelen op de Franse regering moet aanwenden. Het moet duidelijk worden dat niet president De Gaulle in de EEG de dienst uitmaakt. Klompé wijst erop dat de een stagnatie grote politieke en economische repercussies hebben. Klompé meent dat alleen sputteren tegen het optreden van De Gaulle niets uithaalt. Zijlstra heeft afkeer van de wijze waarop president De Gaulle zich de Zonnekoning van deze tijd waant. Intussen moet men bedenken dat de landen met een uitermate garaffineerd schaakspel bezig zijn. Nederland zal als klein land moeten nagaan wie de zetten op het schaakspel moet doen.