Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S00234
13-07-1953
Samenvatting
3a. Goedkeuring van het EDG-verdrag.
De vergadering onderstreept nog eens de wenselijkheid het goedkeuringsontwerp voor het reces te behandelen. Er zijn echter zes punten waarover men in de Kamer voor de openbare behandeling opheldering wilde hebben (op welke punten is het verdrag in strijd met de grondwet, het karakter van de Franse protocollen, de consequenties van art. 38 van het EDG-verdrag inzake opstelling van een constitutie voor een Europese Gemeenschap; financiƫle consequenties van de salarissen en gevolgen voor aanschaffing materieel; taak van de marine; vraag aan de regering om toe te zeggen, dat de Kamer tijdig wordt ingelicht over de nemen beslissingen, waaromtrent uniformiteit in de Raad van Ministers is voorgeschreven).
De Minister-president meent dat de regering de gevraagde toezegging niet kan doen; als supranationale organen willen kunnen werken, is het niet mogelijk de Tweede en Eerste Kamer 'tijdig' te informeren. Beel ontraadt om aan te duiden met welke artikelen van de grondwet strijd bestaat. De minister-president is het hiermee eens. De Raad besluit dat de minister-president en de ministers Beyen en Staf aan de bespreking met de Kamercommissie zullen deelnemen.