Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Coördinatiecommissie, 21 juli 1959.
Everts geeft een korte toelichting op het verslag van het Comité Spécial van de EEG inzake de Europese Economische Associatie. Tijdens een voorbespreking met de Belgen werd de vraag gesteld of het nog wel zin had door te gaan in het Comité en of het niet beter was te constateren dat de meningen verdeeld bleven. Everts stelde dat voortzetting van het debat als voordeel heeft dat enige druk op Frankrijk en de Europese Commissie kan worden uitgeoefend en dat het wellicht mogelijk is om de Commissie op den duur mee te krijgen. Bovendien kan worden voorkomen dat Rey zal streven naar een compromis waar geen echte overeenstemming over bestaat. De Vz meent dat voorshands de juiste tactiek is gevolgd, maar dat in de herfst moet worden bepaald of voortzetting van het gesprek in het Speciaal Comité nog langer zin heeft.
Van Lennep waarschuwt voor het opnieuw treffen van voorlopige maatregelen. Everts meent dat voorlopige maatregelen alleen aanvaardbaar zijn, indien zij een duidelijk Europees karakter dragen.
- Associatie van Griekenland. Van Lennep meent dat Nederland afwijzend moet staan tegenover bilaterale associatie. Een douaneunie met een dergelijk land zal vanwege de grote verschillen in ontwikkelingsniveau handelsdistorsies teweeg brengen en ongerechtvaardigde discriminatie t.o.v. Turkije. We moeten blijven streven naar multilaterale oplossingen tussen Europese landen.
Conclusie is dat de vergadering van mening is dat niet moet worden ingegaan op het Griekse verzoek tot bilaterale associatie omdat dit de door Nederland voorgestane multilaterele benadering zal schaden. Het probleem van financiële steun hoort thuis in de OEES.