Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01547
10-03-1961
Samenvatting
Een werkgroep uit de Coördinatiecommissie, ingesteld op 15 september 1960, brengt rapport uit over de problematiek van de associatie tussen de zes en de zeven. Conclusies: 1) een sectorsgewijze oplossing, waarbij tarieven op bepaalde posten of sectoren non-discriminatoir worden afgebroken, biedt weinig perspectieven, 2) voorkeur voor toetreding tot de EEG boven associatie, maar gezien de geringe perspectieven hierop dient het streven gericht te blijven op associatie. 3) De zes zullen als eenheid in de associatie optreden. 4) De associatie heeft de meeste kans van slagen indien zij de vorm aanneemt van een douaneunie. 5) Het is misschien noodzakelijk dat de tariefafbraak in de associatie met een décalage plaatsvindt in vergelijking met de tariefafbraak binnen elk van de groepen. 6) De zeven moeten trachten de harmonisatieregels van het EEG-verdrag over te nemen en aanpassingen te verrichten aan het in de EEG te vormen gemeenschappelijk beleid. 7) De mogelijkheid tot het nemen van autonome beslissingen buiten het geharmoniseerde buitentarief moet blijven bestaan. 8) Voor landbouwproducten zal de doelstelling van de verruiming van het handelsverkeer gekoppeld aan een harmonisatie van het beleid gelden. 9) Het probleem van de preferenties die Engeland aan de onderontwikkelde landen van het Gemenebest geeft en die de EEG aan geassocieerde landen verleent kan geleidelijk worden opgelost door de geleidelijke vermindering c.q. afschaffing dezer voorkeursrechten.