S01600
15-02-1968
Actoren
Conclusies
Samenvatting
Conclusies Coördinatiecommissie, 15 febr. 1968.
1) De CoCo besprak een nota van L&V over de zuivelproblematiek in de EEG. De situatie is minder dramatisch dan de Europese Commissie voorstelt. Een verdere toeneming van de zuiveloverschotten moet wel worden verwacht en met het oog daarop pleit L&V voor een voorlopige bevriezing van de richtprijs voor melk en verhoging van het vetgehalte van de consumptiemelk.
Een ander deel van de CoCo meent dat het onjuist is het overschot in de zuivelsector te bagatelliseren. Er is alle aanleiding voor ombuiging van het beleid. Dit betekent kwantitatieve beperking, hetzij door beperking totale financiële lasten, hetzij door beperking van de totale hoeveelheid melk die voor prijsgarantie in aanmerking komt.
L&V meent dat kwantitatieve limitering in Brussel geen schijn van kans maakt. Dit zou het gevaar vergroten dat men het niet eens wordt over de nieuwe zuivelverordening en dat Frankrijk mogelijk hieraan een argument kan ontlenen om zich te onttrekken aan de douaneunie.
2) Besproken werd verder een EZ-nota over het voorontwerp tweede EEG-programma voor economische politiek op de middellange termijn. Op deze nota was de nodige kritiek. Algemene kritiek was dat het rapport te zeer de nadruk legt op een samenwerking die zich beperkt tot de zes. EZ meent dat men het voorontwerp moet zien als visie voor de mddellange termijn en als hulpmiddel voor beleidsvorming. De CoCo concludeerde dat een aantal problemen kunnen worden opgelost indien het rapport voorafgegaan zou worden door een inleiding, waarin wordt gesteld dat geen rekening kon worden gehouden met de situatie onstaan door de weigering toetredingsonderhandelingen te beginnen.
1) De CoCo besprak een nota van L&V over de zuivelproblematiek in de EEG. De situatie is minder dramatisch dan de Europese Commissie voorstelt. Een verdere toeneming van de zuiveloverschotten moet wel worden verwacht en met het oog daarop pleit L&V voor een voorlopige bevriezing van de richtprijs voor melk en verhoging van het vetgehalte van de consumptiemelk.
Een ander deel van de CoCo meent dat het onjuist is het overschot in de zuivelsector te bagatelliseren. Er is alle aanleiding voor ombuiging van het beleid. Dit betekent kwantitatieve beperking, hetzij door beperking totale financiële lasten, hetzij door beperking van de totale hoeveelheid melk die voor prijsgarantie in aanmerking komt.
L&V meent dat kwantitatieve limitering in Brussel geen schijn van kans maakt. Dit zou het gevaar vergroten dat men het niet eens wordt over de nieuwe zuivelverordening en dat Frankrijk mogelijk hieraan een argument kan ontlenen om zich te onttrekken aan de douaneunie.
2) Besproken werd verder een EZ-nota over het voorontwerp tweede EEG-programma voor economische politiek op de middellange termijn. Op deze nota was de nodige kritiek. Algemene kritiek was dat het rapport te zeer de nadruk legt op een samenwerking die zich beperkt tot de zes. EZ meent dat men het voorontwerp moet zien als visie voor de mddellange termijn en als hulpmiddel voor beleidsvorming. De CoCo concludeerde dat een aantal problemen kunnen worden opgelost indien het rapport voorafgegaan zou worden door een inleiding, waarin wordt gesteld dat geen rekening kon worden gehouden met de situatie onstaan door de weigering toetredingsonderhandelingen te beginnen.