Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01870
16-02-1970
Actoren
Memorandum
Samenvatting
1024. Europese politieke eenwording.
De Ranitz had een lunchgesprek met Davignon en zijn Luxemburgse collega Meisch over de uitwerking van paragraaf 15 van het communiqué van de Haagse topconferentie. Davignon was in Bonn geweest en daar vernomen dat er twee mogelijkheden waren A) een formalistische benadering met een institutionaliserende opzet. De Duitsers verwachten daarvan niets. B) een pragmatische benadering. De Duitsers willen zich vooral concentreren op samenwerking op het gebied van de buitenlandse politiek en daarbij een duplicering met het WEU-beraad vermijden. Davignon deelt deze keuze voor een pragmatische benadering. Wel zou men de DG's politieke zaken moeten belasten met het uitwerken van punt 15. Kandidaatleden zouden hierbij zo snel mogelijk moeten worden ingeschakeld. Hij ziet echter op het moment niets in de vorming van een secretariaat.
De Ranitz stelde dat in Nederland punt 15 wordt uitgelegd als een opdracht in de richting van politieke eenmaking. Alle voorstellen dienen daarop te worden geënt. Een van de punten waarover de ministers het eens moeten worden is de vraag welke onderwerpen uiteindelijk communautair moeten zijn. Voorst stelde hij dat men het verloop van de toetredingsonderhandelingen als graadmeter moet nemen. Vermeden moet worden om zich te binden aan vormen van politieke samenwerking zolang niet vaststaat dat de Gemeenschap meer leden zal tellen dan de huidige zes.