Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
4c. Toetredingsonderhandelingen met Groot-Brittannië.
Luns merkt op dat de perspectieven er sinds de vorige vergadering niet gunstiger op zijn geworden. De Britse minister Rippon gaf uiting aan zijn pessimisme in het Lagerhuis. De komende EEG-Raad is de laatste gelegenheid voor de zes om tot elkaar te komen vóór de marathonzitting met Groot-Brittannië. Luns heeft geen illusie dat hij in zijn a.s. gesprek met Pompidou de impasse kan doorbreken. Hij gelooft echter niet dat de Fransen op technische punten als de financieringsregeling of de regeling van de suikerinvoer uit Gemenebestlanden een non possumus zal uitspreken.
Polak vraagt zich af ot het niet tijd is om de vijf te mobiliseren tegen Parijs. Lardinois merkt op dat dit onmogelijk is omdat de vijf uiteenvallen zodra het regelrecht tegen Frankrijk gaat. Met name België en Luxemburg kunnen het zich niet veroorloven. Spreker is overigens niet pessimistisch over het uiteindelijke resultaat. Hij wijst erop dat de Britse toetreding op termijn ook een Frans belang is.
Nelissen waarschuwt ervoor zich zo dicht bij het Franse standpunt op te stellen dat de Britse toetreding alleen foor Frankrijk een aantrekkelijke zaak wordt. Hij heeft er bezwaar tegen als het bilaterale Frans-Britse overleg ertoe leidt dat de Britse markt in feite alleen word opengesteld voor Franse producten.
Zie ook