S02454
26-11-1971
Actoren
Notulen Ministerraad
Samenvatting
4b. Vrije werknemersverkeer van Britse onderdanen bij een uitgebreide EEG.
Westerterp merkt op dat dit vraagstuk internationaal moeilijk ligt. Italië, W-Duitsland en België hadden al ingestemd met een zeer vergaande Britse verklaring, maar België en W-Duitsland komen hier nu op terug. Men gaat zich afvragen wat het massale vrije verkeer van 1,5 à 2 mln Pakistani die uit Oost-Afrika in Groot-Brittannië zijn gekomen, kan gaan betekenen.
Grosheide meent dat een om een bijzonder ingewikkeld juridisch vraagstuk gaat dat maatschappelijk van groot belang is. Nederland tracht de opvang van buitenlandse werknemers zo goed mogelijk in redelijke banen te leiden en de wegen waarlangs men komt te controleren. Wanneer bij de toetredingsonderhandelingen geen sluitende regeling wordt getroffen, staat Nederland open voor de immigratie van 1 à 2 miljoen Britse onderdanen.
Engels sluit zich hierbij aan. De Nederlandse bevolking staat aan de grens van haar opnemings-capaciteit van z.g. allochtone groepen. Het gevaar van de komst van vele vreemdelingen is daarom zo groot, omdat Nederland nog steeds de naam heeft het land te zijn dat het beste voor deze groepen zorgt.
Nelissen deelt deze zorg. Westerterp meent dat het erom gaat hoe Groot-Brittannië ertoe is te brengen dat zij een beperking aanbrengen. Het gaat nl. om mensen die reeds in Groot-Brittannië verblijven. Nederland wil deze groeperingen uitsluiten, omdat zijn niet geheel aangepast zijn aan de Nederlandse vormen van samenleving. Spreker wil Rippon duidelijk maken dat wanneer Groot-Brittannië hecht aan ondertekening van het toetredingsverdrag voor kerstmis, de Britse regering moet bedenken dat dit in gevaar kan komen als het probleem van toelating niet wordt opgelost.
Conclusies: 1) De Nederlandse regering zal onverkort vasthouden aan de Nederlandse interpretatie dat de nationaliteit in de zin van art. 48 van het EEG-verdrag alleen personen geboren in het Verenigd Koninkrijk bezitten. 2) De kwestie zal opnieuw in de EEG-Raad aan de orde komen, indien Groot-Brittannië en de overige EEG-landen deze Nederlandse interpretatie niet aanvaarden.
Westerterp merkt op dat dit vraagstuk internationaal moeilijk ligt. Italië, W-Duitsland en België hadden al ingestemd met een zeer vergaande Britse verklaring, maar België en W-Duitsland komen hier nu op terug. Men gaat zich afvragen wat het massale vrije verkeer van 1,5 à 2 mln Pakistani die uit Oost-Afrika in Groot-Brittannië zijn gekomen, kan gaan betekenen.
Grosheide meent dat een om een bijzonder ingewikkeld juridisch vraagstuk gaat dat maatschappelijk van groot belang is. Nederland tracht de opvang van buitenlandse werknemers zo goed mogelijk in redelijke banen te leiden en de wegen waarlangs men komt te controleren. Wanneer bij de toetredingsonderhandelingen geen sluitende regeling wordt getroffen, staat Nederland open voor de immigratie van 1 à 2 miljoen Britse onderdanen.
Engels sluit zich hierbij aan. De Nederlandse bevolking staat aan de grens van haar opnemings-capaciteit van z.g. allochtone groepen. Het gevaar van de komst van vele vreemdelingen is daarom zo groot, omdat Nederland nog steeds de naam heeft het land te zijn dat het beste voor deze groepen zorgt.
Nelissen deelt deze zorg. Westerterp meent dat het erom gaat hoe Groot-Brittannië ertoe is te brengen dat zij een beperking aanbrengen. Het gaat nl. om mensen die reeds in Groot-Brittannië verblijven. Nederland wil deze groeperingen uitsluiten, omdat zijn niet geheel aangepast zijn aan de Nederlandse vormen van samenleving. Spreker wil Rippon duidelijk maken dat wanneer Groot-Brittannië hecht aan ondertekening van het toetredingsverdrag voor kerstmis, de Britse regering moet bedenken dat dit in gevaar kan komen als het probleem van toelating niet wordt opgelost.
Conclusies: 1) De Nederlandse regering zal onverkort vasthouden aan de Nederlandse interpretatie dat de nationaliteit in de zin van art. 48 van het EEG-verdrag alleen personen geboren in het Verenigd Koninkrijk bezitten. 2) De kwestie zal opnieuw in de EEG-Raad aan de orde komen, indien Groot-Brittannië en de overige EEG-landen deze Nederlandse interpretatie niet aanvaarden.