Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Samenvatting van het besprokene n.a.v. de notitie over de competentie van de Minister-President en de minister van Buitenlandse Zaken m.b.t. het buitenlands beleid. (Ambtelijk concordaat)
1. Als gemeenschappelijk uitgangspunt werd aanvaard dat de collectieve ministeriële verantwoordelijkheid meebrengt dat uiteindelijk de ministerraad het beleid bepaalt in kwesties van algemeen regeringsbeleid.
2. Door AZ kon een misverstand worden weggenomen door de juistheid te erkennen van de stelling van BuZa, dat uit de collectieve verantwoordelijkheid nog niet volgt dat zonder meer de minister-president competent is inzake de uitvoering. De ministerraad kán de MP met de effectuering belasten, maar hoeft dat niet te doen.
3. BuZa erkent de juistheid van de stelling van AZ, dat de MP een externe taak heeft en belast kàn worden met verwezenlijking van hetgeen de ministerraad heeft besloten; hij kan zelfs de plaats innemen van een ressort-minister. Vers twee is of de ministerraad hieraan verstandig aan doet. Er kunnen gevallen zijn waarin de minister-president - ook alleen - Nederland in het buitenlandt vertegenwoordit en zo nodig bindt.
4. In kwesties van buitenlands beleid ligt het voor de hand, dat de ministerraad niet spoedig van het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken afwijkt en niet gemakkelijk de minister-president als representant aanwijst.

Door de SG's van AZ en BuZa werd deze samenvatting als bevredigende uitkomst van het ambtelijk overleg aanvaard.