S03390
31-05-1983
Actoren
Conclusies
Samenvatting
Conclusies Coördinatiecommissie, 31 mei 1983.
1. Interdepartementale notitie inzake vervangend beleid. Conform de opdracht van de REZ van 18 maart heeft interdepartementaal overleg plaatsgevonden over vervangend beleid op basis van een notitie van Financiën. Tijdens de discussie bleek er een fundamentele tegenstelling te bestaan tussen Financiën en de andere ministeries. De CoCo besloot de notitie aan de REZ voor te leggen en concludeerde verder: 1) dat de mogelijkheden voor het identificeren van vervangend beleid in het huidige stadium van Europese integratie beperkt zijn, 2) thans de vraag voorligt of bij het totstandkomen van aanvullend Gemeenschapsbeleid.de door Nederland afgedragen extra BTW-opbrengsten vanaf een nader te bepalen ogenblik gecompenseerd dienen te worden op de Rijksbegroting, 3) in het bevestigende geval de vraag beantwoord dient te worden of die compensatie generaal op de Rijksbegroting dient te drukken danwel dat deze geheel of gedeeltelijk aan bepaalde departementen zal worden toegerekend.
3. Notitie BZ over toekomstige belangen en verlangens van Nederland t.a.v. de EG.
De REZ van 25/2 en 18/3 heeft besloten dat een nadere inventarisatie diende te worden gemaakt van de onderdelen van het Nederlandse communautaire beleid, alsmede van de specifieke belangen die Nederland heeft bij het bestaan en voortbestaan van de Gemeenschap. Op basis daarvan zou het toekomstige Nederlandse beleid kunnen worden bepaald. Over de BuZa-notitie kon door tijdgebrek nog niet worden gesproken. De CoCo concludeerde dat de notitie voor rekening van BuZa blijft, maar dat het over het algemeen een goed beeld geeft dat tevens van belang kan zijn voor de Nederlandse standpuntbepaling in Stuttgart.
1. Interdepartementale notitie inzake vervangend beleid. Conform de opdracht van de REZ van 18 maart heeft interdepartementaal overleg plaatsgevonden over vervangend beleid op basis van een notitie van Financiën. Tijdens de discussie bleek er een fundamentele tegenstelling te bestaan tussen Financiën en de andere ministeries. De CoCo besloot de notitie aan de REZ voor te leggen en concludeerde verder: 1) dat de mogelijkheden voor het identificeren van vervangend beleid in het huidige stadium van Europese integratie beperkt zijn, 2) thans de vraag voorligt of bij het totstandkomen van aanvullend Gemeenschapsbeleid.de door Nederland afgedragen extra BTW-opbrengsten vanaf een nader te bepalen ogenblik gecompenseerd dienen te worden op de Rijksbegroting, 3) in het bevestigende geval de vraag beantwoord dient te worden of die compensatie generaal op de Rijksbegroting dient te drukken danwel dat deze geheel of gedeeltelijk aan bepaalde departementen zal worden toegerekend.
3. Notitie BZ over toekomstige belangen en verlangens van Nederland t.a.v. de EG.
De REZ van 25/2 en 18/3 heeft besloten dat een nadere inventarisatie diende te worden gemaakt van de onderdelen van het Nederlandse communautaire beleid, alsmede van de specifieke belangen die Nederland heeft bij het bestaan en voortbestaan van de Gemeenschap. Op basis daarvan zou het toekomstige Nederlandse beleid kunnen worden bepaald. Over de BuZa-notitie kon door tijdgebrek nog niet worden gesproken. De CoCo concludeerde dat de notitie voor rekening van BuZa blijft, maar dat het over het algemeen een goed beeld geeft dat tevens van belang kan zijn voor de Nederlandse standpuntbepaling in Stuttgart.