S03391
31-05-1983
Actoren
Nota
Samenvatting
Vervangend beleid in de Europese Gemeenschap.
Vervangend beleid, in de zin van het in de plaats doen treden van nationaal beleid met de daaraan verbonden begrotingsuitgaven door Gemeenschapsbeleid, is weer actueel geworden door de regeringsverklaring. Op 18 maart gaf de REZ opdracht interdepartementaal overleg te voeren over de vraag welke onderdelen van de Nederlandse begroting zich lenen voor communautarisering. Financiën heeft hiervoor een document opgesteld waarin staat dat 1) Vervangend beleid te rechtvaardigen is op grond van het perspectief van uiteindelijk volledige economische integratie op Gemeenschapsniveau. Dit geïntegreerd beleid is effectiever en voordeliger dan de optelsom van nationale beleidsrichtingen. 2) Gezien de economische recessie is het twijfelachtig of dit op korte termijn zal worden gerealiseerd. Het blijft voor Nederland wel een einddoel. 3) Uitgavenverhoging in de Gemeenschap moet leiden tot overeenkomstige vermindering van uitgaven op nationaal niveau. Financiën stelt zich op het standpunt dat vanaf een bepaalde datum alle jaarlijkse meerafdrachten van de BTW vanuit de Nederlandse rijksbegroting aan de EG-begroting tot volledige compensatie binnen de Nederlandse begroting zal moeten leiden.
Bij het interdepartementaal overleg bleek dat overeenstemming bestond over het beginsel van vervangend beleid, maar niet in de zin dat voortschrijdende economische integratie op den duur alleen overheveling van nationale verantwoordelijkheid voor economisch beleid naar de EG met zich dient mee te brengen. Gedeelde competenties zijn onontbeerlijk.
De andere departementen deelden de wijze waarop Financiën de compensatie wilde toepassen niet. Zij deelden het voorstel niet om de compensatie vooral te zoeken bij de meest betrokken departementen. Actief deelnemen in het Europese integratieproces is integraal onderdeel van regeringsbeleid, waarvoor in de totale Rijksbegroting de middelen moeten worden gevonden.
Vervangend beleid, in de zin van het in de plaats doen treden van nationaal beleid met de daaraan verbonden begrotingsuitgaven door Gemeenschapsbeleid, is weer actueel geworden door de regeringsverklaring. Op 18 maart gaf de REZ opdracht interdepartementaal overleg te voeren over de vraag welke onderdelen van de Nederlandse begroting zich lenen voor communautarisering. Financiën heeft hiervoor een document opgesteld waarin staat dat 1) Vervangend beleid te rechtvaardigen is op grond van het perspectief van uiteindelijk volledige economische integratie op Gemeenschapsniveau. Dit geïntegreerd beleid is effectiever en voordeliger dan de optelsom van nationale beleidsrichtingen. 2) Gezien de economische recessie is het twijfelachtig of dit op korte termijn zal worden gerealiseerd. Het blijft voor Nederland wel een einddoel. 3) Uitgavenverhoging in de Gemeenschap moet leiden tot overeenkomstige vermindering van uitgaven op nationaal niveau. Financiën stelt zich op het standpunt dat vanaf een bepaalde datum alle jaarlijkse meerafdrachten van de BTW vanuit de Nederlandse rijksbegroting aan de EG-begroting tot volledige compensatie binnen de Nederlandse begroting zal moeten leiden.
Bij het interdepartementaal overleg bleek dat overeenstemming bestond over het beginsel van vervangend beleid, maar niet in de zin dat voortschrijdende economische integratie op den duur alleen overheveling van nationale verantwoordelijkheid voor economisch beleid naar de EG met zich dient mee te brengen. Gedeelde competenties zijn onontbeerlijk.
De andere departementen deelden de wijze waarop Financiën de compensatie wilde toepassen niet. Zij deelden het voorstel niet om de compensatie vooral te zoeken bij de meest betrokken departementen. Actief deelnemen in het Europese integratieproces is integraal onderdeel van regeringsbeleid, waarvoor in de totale Rijksbegroting de middelen moeten worden gevonden.