Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S03480
02-03-1981
Actoren
Memorandum
Samenvatting
Nederlands energiebeleid en de EEG.
Volgens DGES is er sprake van een toenemende discrepantie tussen het energiebeleid van Nederland en dat van de andere EG-landen. De EG-doelstellingen van de EG zijn: 1) de energiecoëfficient (verhouding groei BNP tot groei energieconsumptie) moet in 1990 minder zijn dan 0,7, 2) In 1990 moet 70 à 75% van de electriciteitsproductie geschieden op basis van vaste brandstoffen (kolen en nucleair), 3) niet meer dan 40% van de primaire energiebehoefte mag in 1990 gedekt worden door aardolie, 4) het aandeel van hernieuwbare energiebronnen moet zoveel mogelijk worden vergroot. T.a.v. ad 1) is de Nederlandse prestatie beduidend minder dan het EG-gemiddelde. Ad 2) De EG haalt waarschijnlijk 77%, maar Nederland blijft ver achter door een te hoge inzet van aardgas en een toenemende inzet van aardolie, alsmede stagnatie van het nucleaire programma. Nederland zal in 1990 niet verder komen dan 33 à 41%, het laagste cijfer van de EG. T.a.v. doelstelling 3 loopt Nederland ver uit de pas. Terwijl andere landen duidelijk hun olieafhankelijkheid verminderen, groeit in Nederland deze alleen maar. Tenslotte zal in 1990 slechts voor 0,2% kunnen dekken uit hernieuwbare energiebronnen.
DGES meent dat deze tekortkomingen Nederland parten kunnen spelen als op energiegebied de nood aan de man is. Dit kan de komende jaren meermalen het geval zijn, gezien de extreme fragiliteit van de olievoorziening. De EG-partners kunnen de nalatigheid aangrijpen om zich aan hun verplichtingen te onttrekken.