Graaf Willem III belooft Herman Cliec van Harderwijk dat wanneer de kogge die deze heeft verhuurd aan de heer van Mortimer verloren zou gaan of door de Engelsen in beslag zou worden genomen, hij hem met 41 pond groten zal compenseren, tenzij het schip verloren zou gaan door de weersomstandigheden, de ondeugdelijkheid van de tuigage of de onkunde van de scheepslieden.
Hermana Cliet.
In de datering zorgt de vermelding van sint Pietersdag, zonder nadere toelichting, voor onduidelijkheid, aangezien er drie grote feesten van deze heilige zijn: op 22 februari, op 29 juni en op 1 augustus. Met het oog op het itinerarium van graaf Willem III en vooral gezien de volgende nrs. DE 88-89, oorkonden met vrijwel gelijkluidende tekst, alwaar de dag is geëxpliciteerd met de toevoeging ingaende oist, zal ook hier waarschijnlijk sint Pietersdag van 1 augustus zijn bedoeld. – Nrs. DE 87-99 betreffen alle oorkonden van borgstelling door de graaf voor schepen die van Zeeuwen waren gehuurd ten behoeve van de overtocht van de opstandeling Roger Mortimer en diens leger naar Engeland; zie ook nr. DE 100, alsmede nrs. PC 2, 18 en 19.
Wi Willaem graeve etc. maken cond allen luden dat wi gheloven Herman Cliec van Harderwijc, waer dat zake dat die cogghe die hi dien here van Mortemeerb verhuert hevet verloren worde bi dien here van Mortemeer jof bi zinen luden, jof dattet hem die van Engheland namen in sheren reyse van van Mortemeer teser tijd, zo zouden wi hem dien cogghe ghelden een ende viertich pont grote; mer verlore hi dien cogghec bi winde jofd bi weder, bi zie jof bi zande jof bi faute van ghewande jof bi onbehendighen scipluden jof bi der sciplude versumenesse, zo en zouden wies niet ghelden.
In orkonde etc. Ghegheven in die Haghen op sente Pieters avond inte jaer ons Heren van XXVI°.
Per dominum et commune consilium.