Graaf Willem III bevestigt het zeventuig gedaan op die van Schardam, op basis waarvan Ebele Pietersz. en Gerbrand Balling van Grosthuizen schadeloos gesteld moeten worden in verband met nalatigheid aan het dijkonderhoud in Grosthuizen.
Deze tekst later op een leeg gebleven deel van het blad bijgeschreven. Dit verklaart ook de doorbreking van de chronologische volgorde in het register.
Ebele Peters z. ende Gerland Balling.
Een streep door het begin van de tekst.
Wi Willaema grave etc. heren Dieric van Outshorne onsen bailiu van Medemblec, saluit ende onse goide jonste. Wi doen u te weten dat dit onse zegghen es van dien van Scaderdamb, dat wi ghestade houden die zeventuich dier op ghedaen es, ende zegghen dat te beteren Ebele Pieters sone ende Gherbrandc Balling van Groet Oesthusen, daert op ghetughet es, met alden d lande dat leghet binnen den bane van Groet Oesthusen buten den dikef ende in den tuych wanwerkich es; ende ombieden ug dat gi die ghene die wanwerkich sijn dat ghelth daer of doit betalen ende of pand, also dats hem Ebelen ende Gherbranti met reden niet en hebben te becronen. Ende des en laet niet, alse lief als ghi ons hebt.
Ghegheven in die Haghe des dinxendaghes na sinte Baven dach int jaer ons Heren Mo CCCo XXVo.