Graaf Willem III gelast baljuws, schouten en zijn goede lieden van Friesland dat zij heer Jacob van Benthem, kanunnik van de dom te Utrecht en proost van (West-)Friesland, behulpzaam zullen zijn.
Heere Jacob van Benthem, a proest van Vrieslant.
Een streep door het begin van de tekst.
Wi Willemb grave van Henegouwenc etc. ombieden ju onsen bailiuwen, scouten ende anders onsen goeden luden van Vrieselandd dat ghi haren Jacope van Benthemf, canonic van den doeme toit Uytrechg ende proest van Vrieselandh, onsen goeden vreend, jonstich ende vorderlic ziet in sinen rechte soe waer hijs te doene hevet, ende gies vermaend woird van him jof van sinen weghen; dit zel gheduren toit onsen wederzegghen, ende behouden des dat men onsen goede lude van onsen lande niet en veronrechte.
Ghegheven in die Haghe des dinxdaghes na sinte Gillijs daghe int jaer ons Heren M CCC vijf ende twintich.
Per dominum Zudensemi, Symonj de Benthemk et alios.