Graaf Willem III geeft Meinekijn Ellenz. van Wijdenes een buitendijks gelegen stuk van een (oude) dijk te Avenhorn, dat volgens opgave van Meinekijn tussen 15 en 20 schellingen Hollands per jaar opbrengt.
Meyneken Ellen z.
Een streep door het begin van de tekst.
Wi Willema graveb van Heynnegouwenc, van Holland, van Zeland ende here van Vrieslandd maken cond allen luden dat wi Menekijne Ellen sone van Widenesse ghegheven hebben tot onsen weder segghen een sticke dijcs legghende tot Avenhoirne buten dijcs, ende hi ons gheseghet heeft dat jairlix wairdich es tusken vichtienf ende twintich scellinghe Hollandsg sjaers.
In orconde desen brieve bezeghelt mid onsen zegheleh. Ghegheven tote Valenchijni des sonnendaghes na onser Vrouwen dach in septembre int jair ons Heren dusend driehondert vier ende dortich.